Satansboleet
Boletus satanas
Kenmerkend voor deze boleet zijn het grote
vruchtlichaam, de bleke hoed en de felrode
pori�n en steel. De hoed is zes tot twintig cm
breed, erg vlezig, bolrond tot kussenvormig en
heeft in het begin een fijnbehaard oppervlak,
dat langzamerhand glad wordt. De kleur van de
hoed is roomwit, zilvergrijs tot bruin en soms
wat olijfkleurig. De buisjes zijn eerst
oranjegeel, maar worden al snel karmijnrood.
Later worden ze olijfkleurig en bij beschadiging
kleuren ze blauwgroen. De steel, vijf tot twaalf
cm lang en drie tot acht cm dik, is buikig en
gedrongen en cilindrisch. Hij is voorzien van
een vaag netpatroon. Bovenaan is hij lange tijd
geel, onderaan karmijnrood. Het vlees is dik en
wittig of gelig. Bij jonge exemplaren is het
hard en met het verouderen wordt het zachter. De
gekwetste delen kunnen licht tot donkerblauw
verkleuren. Oude exemplaren verspreiden een
weerzinwekkende lucht.
Deze boleet groeit van juli tot september in
loofbossen op een kalkhoudende voedingsbodem.
Hij komt voor van het laagland tot in
heuvelachtige gebieden, maar is overal zeldzaam.
Pluk deze paddestoel niet ! Het eten van rauwe
of niet voldoende doorgekookte of gebakken
exemplaren kan ernstig braken tot gevolg hebben.
|