De
schoenbekooievaar
Orde
: Ciconiiformes - familie : Balaenicipitidae -
geslacht : Balaeniceps en soort Balaeniceps rex.
De schoenbekooievaar is de enige van zijn
geslacht en familie.
Met zijn enorme, onmiskenbare snavel lijkt de
schoenbekooievaar op een primitief, mythisch
dier. De snavel is zo ontwikkeld dat de vogel
kan overleven in de ondoordringbare moerassen
van de bovenste Nijlregio in Afrika. Ondanks
zijn ongewone verschijning ontdekte de
wetenschap de vogel pas in het midden van de
negentiende eeuw.
De schoenbekooievaar, een dier dat grotendeels
solitair leeft, verblijft in de natte gebieden
en moerassen van de Suddregio, in noordelijk
Oost-Afrika en langs de Riftvallei tot aan
Zambia. Hoewel hij neerstrijkt en slaapt in
bomen, bevindt hij zich meestal op de grond, in
de buurt van water. De schoenbekooievaar is een
trage vogel en brengt de meeste tijd door met
onbeweeglijk stilstaan, terwijl uitrustend en
spiedend naar vis. Als hij wil vliegen, stellen
zijn sterke vleugels hem in staat om na een paar
sprongen vrijwel verticaal op te stijgen. Hij
zweeft op de thermiek met zijn nek ingetrokken,
dicht tegen zijn lijf aan.
De schoenbekooievaar jaagt door zijn prooi in
een hinderlaag te lokken. Hij wacht op de oever
van zandbanken met drijvende vegetatie tot een
vis langszwemt. De snavel van deze anders zo
trage vogel wijst daarbij naar beneden. Als hij
een vis ziet, stoot hij plots zijn kop naar
voren, waardoor zijn hele lijf in het water
valt. Dan duwt hij zijn kop onder water. Zijn
zware en vlijmscherpe snavel kan de vis
makkelijk grijpen, pletten en doorboren in ��n
beslissende beweging. Als hij eenmaal
ondergedompeld is geweest, kost het hem heel wat
moeite om weer op zijn poten te staan. Hij moet
zich daarvoor met zijn vleugels tegen de
modderige bodem afzetten.
Paren van deze niet-sociale vogels bouwen hun
nest zo ver mogelijk van anderen vandaan als hun
leefgebied het toelaat. Ze verdedigen hun nest
agressief. Het nest wordt vaak gebouwd in een
moeras, op een platform van dikke vegetatie in
diep water. Vrouwtjes leggen gewoonlijk twee
blauwwitte, kalkachtige eieren, die beide ouders
ongeveer een maand lang uitbroeden. Ze draaien
de eieren en maken ze op hete dagen kletsnat in
het water om ze koel te houden. Meestal wordt
maar ��n kuiken volwassen.
In 1997 werd de totale
schoenbekooievaarpopulatie geschat op zo'n
twaalfduizend tot vijftienduizend vogels. De
afgelegen ligging van hun moerasland bood ze
voorheen nog enige bescherming. Verwoesting van
het leefgebied in de Sudd en in Zambia bedreigt
hen echter nu. Het droogleggen van moerasland
voor landbouw en het Jonglai-kanaalproject
(Soedan) zullen ernstige schade toebrengen aan
de populatie.
|