|
Labyrintvissen
(Anabantidae) zijn wijdverspreid in de zoete wateren van
Zuidoost-Azi� en in het tropische gedeelte van Afrika.
Ze schijnen van dezelfde voorouders af te stammen als de
baarzen. Anabantidae leven het liefst in ondiep, vaak
modderig water met een laag zuurstofgehalte. Om in zo'n
ongunstige omgeving toch te overleven, hebben ze een
labyrint, een aanvullend ademhalingsorgaan waarmee ze
zuurstof uit de lucht kunnen opnemen.
Het lichaam van deze vissen is bedekt met kamvormige
schubben. De rug- en aarsvinnen worden aan de voorkant
ondersteund door stekels. In de paaitijd bouwen sommige
labyrintvissen een nest van schuim vlak onder het
wateroppervlak of onder de bladeren van waterplanten.
Dit nest, waar de vissen de eieren in plaatsen, is
opgebouwd uit luchtbellen die omringd worden door een
harde afscheiding van het slijmmembraan bij de bek. Het
mannetje verzorgt de jongen. Er worden in aquaria veel
soorten gehouden en gekweekt.
|