De
Seychellenkikker
De
Sooglossus sechellensis leeft in nevelwoud in de
bergen en wordt zo'n twee en een halve cm lang.
De kleine Seychellenkikker heeft dunne, zwakke
voorpootjes en krachtige achterpoten met lange
tenen aan elke voet. Hij is een bodembewoner,
die in het rottende plantenmateriaal op de bodem
van het bos leeft. Slechts voor het korte
stadium van kikkervisje heeft hij water nodig.
Hij eet kleine ongewervelde dieren.
De voortplanting vindt in de regentijd plaats.
Het wijfje legt haar eieren in kleine klompjes
op de vochtige grond; het mannetje bewaakt ze en
als na twee weken de dikkopjes uitkomen, kruipen
ze op zijn rug. De kikkervisjes hebben geen
kieuwen; de ademhaling gaat door de huid, die
tegen uitdroging wordt beschermd door een
slijmafscheiding van de rughuid van het
mannetje. Het grootste deel van de ontwikkeling
vindt op de rug van het mannetje plaats, maar
uiteindelijk worden de larven naar het water
gebracht waar ze in korte tijd hun metamorfose
voltooien. Als volwassen kikkers keren ze naar
het land terug.
|