De
slijmvis
De slijmvis of Lipophrys pholis.
Beschrijving
Rugvin met elf tot dertien stekels en achttien
tot twintig vinstralen; anaalvin met twee
stekels en zestien tot twintig vinstralen;
borstvinnen met dertien vinstralen en buikvinnen
met ��n stekel en twee vinstralen. Kleur is
variabel, meestal bruin of grijsgroen met
onregelmatig gevormde, donkere vlekken. Donkere
vlek halverwege de lange rugvin die een inkeping
vertoont.
Geen tentakels op de kop. Kaken met ��n rij
dicht op elkaar staande, scherpe tandjes en met
wat langere tanden. Volwassen mannetjes hebben
rondere koppen dan vrouwtjes. Hun paaitijd is
van april tot augustus. De eieren worden in een
nest onder stenen gelegd en door de mannetjes
bewaakt. Het vrouwtje wordt pas weer toegelaten
als er opnieuw wordt gepaaid. Per seizoen kan
dit drie maal worden herhaald. De slijmvis komt
voornamelijk langs rotsachtige kusten voor, in
de onderste helft van de getijdenzones tussen
stenen en rotsspleten. Slakken vormen het
belangrijkste voedsel, gevolgd door zeepokken,
vlokreeften, zeepissebedden en roeipootkreeftjes;
ook plantaardig voedsel (zeesla, darmwier) wordt
gegeten.
Lengte
Maximaal 20 cm
Verspreiding
Oost-Atlantische Oceaan en Noordzee. Langs onze
kust minder algemeen op zandbodems, vrij
algemeen in de nabijheid van pieren en stenen
dijken.
|