De
smelt
De smelt of Hyperoplus
lanceolatus.
Beschrijving
Rugvin met 52-61 vinstralen, anaalvin met 28-33;
165-195 schubben op de zijlijn.
Rug en flanken blauwgroen, overgaand in
zilverkleurige buik; zwarte vlek aan beide
zijden van de snuit. Lange, slanke vis met
spitse kop en lange rugvin die in een groeve
opgevouwen kan worden. Geen buikvinnen.
Bovenkaak niet uitstulpbaar. Een huidplooi op de
flanken loopt van de kop tot aan een derde van
de anaalvinlengte. Gehemelte met twee puntige
tanden.
Smelten komen zowel in de getijdenzone als tot
150 meter diepte voor. Hun voedsel bestaat uit
roeipootkreeftjes, larven van krabachtigen en
jonge vis. Smelten graven zich, net als de
verwante zandspieringen, in het zand in. Tijdens
laag water kunnen ze gemakkelijk worden gevangen
door het drooggevallen strand om te spitten.
Smelten worden door de visserij veel minder
aangevoerd dan zandspieringen; ze worden
uitsluitend voor de vismeelindustrie gevangen.
Lengte
Maximaal 40 cm.
Verspreiding
Noordoost-Atlantische Oceaan, Noordzee en
Oostzee. Langs onze kust algemeen.
|