De
sneeuwgans
Orde
: Anseriformes - familie : Anatidae - geslacht :
Anser en soort : Anser caerulescens. De
sneeuwgans kent twee ondersoorten : de grote
sneeuwgans en de blauwe sneeuwgans die twee
kleurpatronen heeft.
Grote, lawaaierige zwermen gakkende sneeuwganzen
leggen honderden kilometers af tijdens hun trek
in de lente en de herfst. Ze overwinteren in de
Verenigde Staten en Mexico en broeden in het
noordpoolgebied. Deze sociale vogels leven
binnen een zwerm in familiegroepen. De
grasetende sneeuwganzen hebben hun menu
aangepast en floreren nu zo goed dat ze hun
eigen zomerverblijf binnen de poolcirkel dreigen
te ondermijnen.
Of het nu gaat om migreren, broeden of
foerageren, sneeuwganzen doen alles in grote
groepen. Ze nestelen vaak minder dan twee meter
van elkaar. Vele verzorgen elkaars veren binnen
de partnerschappen die ze voor het leven
aangaan. Hoewel sneeuwganzen elkaar trouw
blijven, heeft dat minder met vriendschap te
maken dan met overlevingskansen. Het is
essentieel voor een vrouwtje om een gent
(mannetje) in de buurt te hebben om op de jongen
te passen en voedsel te helpen zoeken. In zulke
grote groepen leven vermindert tevens het risico
dat een vogel ten prooi valt aan roofdieren,
zoals raven of poolvossen.
Ieder jaar keren in juni de sneeuwganzen terug
naar de arctische broedplaatsen waar ze geboren
zijn. Soms gebruikt het vrouwtje het nest van
het jaar ervoor, of ze bouwt een nieuw nest van
droog plantenmateriaal, bekleed met dons dat ze
van haar borst plukt. Vrouwtjes leggen ieder
jaar vier tot vijf eieren. De gent blijft dicht
bij het nest als het vrouwtje voedsel gaat
zoeken. De eieren komen na ongeveer 24 dagen uit
en de gansjes zijn al na een dag in staat om het
nest te verlaten. Na zes weken zijn ze in staat
aan de herfsttrek mee te doen.
Sneeuwganzen eten een grote variatie aan grassen
en zegge. Ook graven ze voedzame wortels en
knollen uit met hun sterke snavels, voorzien van
kartelranden. Deze randen hebben een donker
gekleurde boogvorm en vormen de beroemde grijns
van de sneeuwgans. Vetreserves zijn van vitaal
belang voor de sneeuwganzen, want het broeden
kost een hoop energie. Ze komen 's winters tot
��n kilo aan en verbruiken deze brandstof bij
het grootbrengen van hun jongen.
Sneeuwganzen broeden in grotere aantallen dan
ooit, maar hebben daardoor zoveel monden te
voeden dat hun arctisch leefgebied eronder
dreigt te bezwijken. In sommige gebieden
nestelen nu meer ganzen dan het land aankan.
Broedende vogels vreten de poolgrond volledig
kaal. Het moderne boerenbedrijf heeft de ganzen
geleerd op akkerland te foerageren. Op weg naar
het noorden plunderen ze tarwe, ma�s en
ingezaaide akkers op de Noord-Amerikaanse
prairies. Ze doen zich vooral tegoed aan
wintertarwe en er wordt daarom overwogen om
jaarlijks een aantal af te schieten.
|