De
snotolf
De
snotolf of Cyclopterus lumpus.
Beschrijving
Eerste rugvin met zes tot acht vinstralen,
tweede rugvin met ��n stekel en acht tot tien
vinstralen; anaalvin met ��n stekel en acht tot
tien vinstralen. Grote benige knobbels vormen
zeven lengterijen op het lichaam : twee aan
beide zijden op de flanken, ��n aan beide zijden
van de buik en een rij op de rug. Schubloze huid
verder bedekt met talrijke kleine benige
knobbeltjes. Rond lichaam, staartgedeelte is
klein, stompe kop, kleine bek en kleine ogen. De
voorste rugvin is bij oude exemplaren vaak met
het lichaam vergroeid. De zeer grote zuigschijf
is gevormd uit de vergroeide buikvinnen.
Lichaam groenblauw tot grijs; mannetjes in de
paaitijd aan de onderzijde rood. Jonge
exemplaren bezitten nog geen duidelijke beniger
knobbels en zijn grasgroen. Oudere exemplaren
kunnen zowel op de bodem leven als in de
bovenste waterlagen waar ze zich voeden met
kwallen. Ze gaan gedurende de wintermaanden naar
de bodem om te paaien, onder andere in onze
kustzone en in de Duitse Bocht. Hun zuigschijf
houdt hen in de woelige getijdenzone in de buurt
van de eieren, die door de mannetjes worden
bewaakt. Deze eieren worden - nadat ze
kunstmatig zwart zijn gekleurd - door onder
andere de Denen ge�xporteerd als kaviaar.
Lengte
Maximaal 50 cm (vrouwtjes) en mannetjes tot 40
cm.
Verspreiding
Arctische zee�n, Noord-Atlantische Oceaan,
Noordzee en Oostzee. Langs onze kust algemeen :
tot de zomer jonge exemplaren tot zestien cm,
gedurende de wintermaanden volwassen exemplaren.
|