|
Acer
campestre.
Familie der Aceracee�n. Algemeen in geheel Europa. Wordt
tien tot vijftien meter hoog. Stam met schubbige, fijn
gespleten schors. Jonge takken soms met kurkvleugels.
Bladeren afvallend, enkelvoudig, tegenoverstaand,
kleiner dan van de vorige soorten, met drie, vier of
vijf ongelijke lobben, groene onderkant. Bloemen in
opgerichte tuilen, groenachtig, verschijnen in mei.
Tweedelige gevleugelde splitvrucht met uitgespreide
vleugels, niet versmald aan de basis. Hout is wit, met
een mooie glans, gewaardeerd door timmerlieden,
houtdraaiers en makers van muziekinstrumenten. De boom
groeit niet erg snel; uitbottend aan de stronk en zelfs
op de wortels. Goed brandhout. Verscheidene vari�teiten
: compacta, met dwerggroei, variegatum, met bonte
bladeren, enz.
|