Spateltrilzwam
Tremiscus helvelloides
Deze paddestoel valt meteen op door het
roodgekleurde, kegelvormige vruchtlichaam met
het geleiachtige vlees. Het vruchtlichaam is
drie tot twaalf cm hoog en twee tot zes cm
breed. Het is kegel- of tongvormig en glad aan
de bovenkant. Meestal is het oranje tot
zalmkleurig; bij veroudering wordt het roodbruin
tot oranjegeel. De hoed is aan ��n kant
ingekeept en loopt langzaam uit in een holle,
gespleten steel. De steel is cilindrisch of wat
in elkaar gedrukt en meestal lichter dan de
hoed. Het vlees is twee tot vijf mm dik,
geleiachtig en zacht - in de steel is het
harder. Bij oude exemplaren heeft het geen
duidelijke structuur en kleurt het van oranje
naar geel om uiteindelijk bij verdroging
roodbruin te worden. De geur van het vlees is
aangenaam, maar het heeft geen opvallende smaak.
Deze soort kunt u van juli tot oktober
aantreffen in naaldbossen en vooral op
kalkhoudende grond. De paddestoelen groeien op
vermolmd sparrenhout of op dennenhout. Ze wekken
daarbij de indruk zo uit de grond te komen. Ze
zijn zowel in heuvelachtige gebieden als in
bergstreken te vinden. Er zijn echter ook
streken waar ze zeldzaam zijn of helemaal niet
voorkomen.
Dit is een smakelijke paddestoel, die geschikt
is om in een groentenschotel te verwerken of in
suiker in te leggen. Ook voor het maken van
zoetzuur leent hij zich goed. Vers, met wat
suiker, is hij evenmin niet te versmaden. Gezien
de zeldzaamheid dient deze soort beschermd te
worden.
|