Rubriek :
Plant - algemeen
Splijtzwammen
In 1675 ontdekte
Antoni van Leeuwenhoek in tandaanslag de 'vermakelijke dierkens',
waarvan men eerst veel later het plantaardig karakter en - wat
veel belangrijker is - de enorme betekenis voor de mensheid
inzag : de bacteri�n.
Uitsluitend afgaand op hun uiterlijk, kan men deze microscopisch
kleine plantjes niet determineren. Hun vormverscheidenheid is
maar pover : bolvormige kokken, staafvormige bacillen,
kurketrekkervormige spirillen en kommavormige vibrionen. De
meeste soorten vari�ren in afmetingen tussen 0,15 micron (1
micron is 0,001 mm) en 15 micron. Toen men erin slaagde, de
bacteri�n door bepaalde kleurtechnieken duidelijker zichtbaar te
maken en daarbij ook de trilharen te zien kreeg die voor actieve
voortbeweging dienen, leerde men de verschillende soorten wat
beter onderscheiden. Ook ontwikkelden de bacteriologen de
techniek van de 'reinculturen' : in een vloeibare of vast
voedingsbodem wordt ��n soort bacterie gekweekt om het gedrag en
de eigenschappen van deze soort te kunnen bestuderen.
Bacteri�n vermeerden zich eenvoudig door deling; onder gunstige
omstandigheden kan dit proces zich om de twintig minuten
herhalen. Een bacterie van 0,001 mm zou zich in 24 uur tot 1600
triljoen bacteri�n kunnen vermeerderen. Gelukkig treden echter
gewoonlijk remmende factoren op, die deze ongebreidelde
vermeerdering een halt toeroepen.
Dikwijls blijven de door deling gevormde bacteri�n bijeen. Door
deling in ��n richting ontstaan snoeren; delen ze zich in twee
richtingen, dan vormen zich plaatjes, terwijl deling in drie
richtingen een meer ruimtelijke kolonie oplevert.
Bij de miltvuurbacil (Bacillus anthracis) ontdekte Robert Koch
de sporenvorming. Later bleek dat veel bacteri�n in ongunstige
omstandigheden hiertoe overgaan : het protoplasma trekt zich
samen en omgeeft zich met een stevige dikke wand. In deze
toestand kan de cel veel hogere en lagere temperaturen,
vergiften en andere ongunstige invloeden verdragen.
Miltvuurbacillen zijn actief tussen de 14 en de 35 graden
Celsius, maar de sporen verdragen in kurkdroge toestand 140
graden boven en 130 graden onder nul. In deze toestand van
schijndood zweven bacteri�n apart of aan stofjes gekleefd bij
myriaden in de lucht; er is nauwelijks een plaats te vinden,
waar ze ontbreken; een gram droog straatvuil bevat er
bijvoorbeeld gemiddeld 2.000.000. Wanneer deze sporen in een
gunstig milieu terechtkomen, veranderen ze weer in actieve
bacteri�n. De grenzen van het actieve leven liggen voor de
meeste soorten tussen een minimum van nul graden C. en een
maximum van vijftig graden C. Daartussen ligt de
optimumtemperatuur, waarbij ze zich bijzonder vlot ontwikkelen.
Veel soorten hebben zuurstof nodig - a�robe bacteri�n -, maar er
bestaan ook soorten die zich zelfs in volkomen zuurstofvrije
omgeving op hun gemak voelen : ana�robe bacteri�n. De kennis van
de levensvoorwaarden is natuurlijk van groot belang, wanneer men
bepaalde soorten wil kweken of juist vernietigen. In het laatste
geval is het aantal technieken al bijzonder groot : verhitten,
afsluiten van de lucht, roken, zonbestraling, drogen, behandelen
met desinfecterende middelen als carbol, lysol, sublimaat,
formaline, alcohol, jodoform en andere bacteri�ndodende of
antiseptische stoffen.