Rubriek : De
mens - algemeen
De opkomst van de stad
De mensen van het
Nabije Oosten die met het verbouwen van graan en het houden van
vee in hun levensonderhoud voorzagen, woonden in kleine dorpjes
van ten hoogste enkele honderden inwoners. Hun huizen waren
gebouwd van met stro vermengde leem, die in de zon hard was
geworden. Op de dakbalken lag een laag stro en daaroverheen was
weer een dikke laag leem aangebracht. Veel werkzaamheden werden
gemeenschappelijk verricht, maar er bestond ook een zekere
taakverdeling. Er waren pottenbakkers en nog andere
handwerkslieden. De betrekkelijke rijkdom en de welvaart van de
kleine gemeenschappen wekte vaak de begeerte op van diegenen die
in de woestijn leefden en die zelf niets bezaten. Dan vonden er
overvallen plaats en moord- en plunderpartijen. Daarna wezen dan
slechts de zwartgeblakerde puinhopen de plaats aan waar eens een
bloeiend dorpje had gestaan.
Om zich te beschermen tegen deze wandaden, werden de dorpjes
voorzien van een lemen muur, die meer dan ��n meter dik kon
zijn. Toch was zo'n dorp nog te klein om al van een stad te
kunnen spreken. Maar er waren tussen achtduizend en zevenduizend
voor Christus toch al enkele steden. Dat waren Jericho in het
dal van de Jordaan, en Catal H�y�k in het zuiden van Klein-Azi�.
Jericho bezat een stadsmuur die tot nu toe de oudst bekende ter
wereld is. Aan de voet was deze muur zo'n twee en een halve
meter dik, en dat wijst erop dat hij ook behoorlijk hoog moet
zijn geweest. Toch werd de stad meerdere keren verwoest en door
de bewoners verlaten. Toch keerden er steeds weer mensen naar
Jericho terug. Ze bouwden op de puinhopen een nieuwe stad. En
dat midden in een dorre woestijnstreek. Maar er was iets bij
Jericho dat de mensen steeds meer aantrok : een prachtige bron,
die ook nu nog koel helder water geef, vier kubieke meter per
minuut. Verder heeft Jericho waarschijnlijk aan een karavaanweg
gelegen en was het een belangrijke handelsplaats. Ook Catal
H�y�k in Turkije is waarschijnlijk een centrum van handel en
dienstverlening geweest, want de zesduizend inwoners die deze
stad geteld heeft, kunnen nauwelijks door de opbrengsten uit de
omgeving gevoed zijn. Bovendien zijn er bij opgravingen tal van
beeldjes, sieraden en fijn bewerkte stenen voorwerpen aan het
licht gekomen, die wijzen op een door handel verworven welvaart.
De
boerendorpjes in het Nabije Oosten vormden kleine op zichzelf
staande gemeenschappen, die nauwelijks contact met elkaar
hadden. Tussen 4000 en 3500 voor Christus kwam er echter een
opvallende verandering in dat beeld. De dorpjes werden groter.
De aanvankelijk bescheiden ruimte waar offers werden gebracht,
werd een echt tempelgebouw van behoorlijke omvang. Zo groeiden
vele dorpen uit tot steden. Jericho en Catal H�y�k vormden geen
uitzondering meer. Er kwam een stadsbestuur, en uit de noodzaak
om dingen te onthouden, godsdienstige of zakelijke, ontstond de
schrijfkunst. Men vond nieuwe technieken uit en de
arbeidsverdeling ging steeds verder.
De stad was een uniek verschijnsel en de mensen voelden ook wel
aan dat hun grote woonplaats iets bijzonders was. Het leven in
de stad was heel anders dan op het omringende land. Het was er
luidruchtiger, drukker en in zekere zin ook zorgelozer. De dikke
muren immers verschaften de inwonenden veiligheid en
geborgenheid. De stad werd een sterke gemeenschap, een staat. In
iedere stadstaat kreeg ��n man, de 'koning', de leiding van het
bestuur. Hij handhaafde de orde, stelde wetten en regels op en
leidde de verdediging in tijd van oorlog. De grote macht die de
koning op die manier verkreeg, ging hij soms gebruiken om het
land in de omgeving van de stad te onderwerpen en daarna werden
ook wel andere steden onderworpen. Zo ontstonden er
koninkrijken. Vaak kwamen er tussen koninkrijken oorlogen voor
die vele mensenlevens kostten. Zo zien we met name in
Mesopotami�, het Tweestromenland van de Eufraat en de Tigris, in
de loop van de tijd tal van rijken opkomen en verdwijnen. Ook de
invallen van steppevolkeren vanuit het Oosten geven de
geschiedenis van dit hele gebied een wat onevenwichtig en
ordeloos karakter.
In Egypte was de ontwikkeling heel anders. De stadstaten daar
voegden zich samen tot grotere eenheden, maar het uiteindelijke
resultaat was ��n rijk met aan het hoofd ��n almachtige heerser,
de farao. De koningsgeslachten veranderen wel eens, maar het
land zelf bleef altijd het ene, oude Egypte.
Buiten Egypte en Mesopotami� ontstond er evenwel nog een
stedelijke beschaving, en wel in India, de Indus-beschaving.
Deze beschaving heeft nauwe banden gehad met de beschaving uit
het Tweestromenland. De bekendste steden van de Indus-beschaving
zijn Harappa ten zuidoosten van het huidige Lahore, en
Mohenjo-Daro (zie foto) op de rechteroever van de rivier de
Indus. De opgegraven ru�nes vertonen een zeer doordachte
stedebouwkundige opzet met stratenrijen en huizen, die precies
in de richting noord-zuid lopen. Behalve de huizen waren er
badinrichtingen en andere grote gebouwen, die vermoedelijk voor
de eredienst gebruikt werden. Sommige geleerden veronderstellen
dat de steden van de Indus-beschaving een soort kolonies van
Mesopotami� zijn geweest. Maar hoewel er hechte handelsbanden
bestonden, is dat toch hoogst onwaarschijnlijk. Het schrift van
Harappa en Hohenjo-Daro bijvoorbeeld is heel anders dan het
Mesopotamische spijkerschrift. Het is, tot op heden, ook nog
niet gelukt het Harappa-schrift te ontcijferen.