De
Steller-zeeleeuw
De
Steller-zeeleeuw of Otaria byronia. Grootte :
mannetje lichaamslengte 3,7 meter en gewicht tot
duizend kg. Wijfje tot 2,6 meter en gewicht tot
270 kg. Uiterlijk : groot, geelachtig bruin;
mannetje log, met manen op de schouders, wijfjes
zijn veel kleiner en zonder manen. Als de jongen
geboren worden zijn ze donkerbruin en dat
blijven ze hun hele eerste levensjaar.
Verspreidingsgebied : op de kusten en eilanden
van het noordelijk deel van de Grote Oceaan, van
Hokkaido tot de Beringzee en naar het zuiden tot
zuidelijk Californi�. Plant zich voort op de
oostelijke Sachalin-eilanden in het noorden van
de Zee van Ochotsk, oostelijk Kamtsjatka, de
Pribilow-eilanden en de Aleoeten, Kodiak-eiland,
vele eilanden voor de kust van zuidoostelijk
Alaska en Brits Columbia, en de Santa
Barbera-eilanden voor de kust van Californi�.
Zij zijn naar het zuiden toe waargenomen tot
Korea en er is een bericht over het bezoek van
��n dier aan Herschel-eiland in de Noordelijke
Ijszee.
Deze soort is talrijk en houdt zich met succes
in stand in een geografisch uitgestrekt gebied
van het subtropische Californi� tot de poolzee.
Net als de meeste zeeleeuwen echter geeft de
Steller-zeeleeuw aan een gematigd klimaat de
voorkeur boven een koud of warm; de voornaamste
werpplaatsen vindt men op de koude Aleoeten,
waar mogelijk meer dan een derde van de
wereldpopulatie van 200.000 tot 300.000 is
geconcentreerd. De paartijd begint in mei als de
bullen op de stranden hun territoria innemen en
harems opzetten van hooguit een twintigtal
koeien. De jongen worden eind mei en in juni
geboren en de paring vindt kort daarna plaats.
De jongen gaan met vier tot zes weken het water
in, maar worden nog minstens drie maanden gevoed
met moedermelk, vaak nog langer. Volwassen
dieren voeden zich met pijlinktvis en een grote
verscheidenheid van vissen; zij zouden zoveel
vis verslinden dat ze in hun woongebieden de
vissers concurrentie aandoen. Hun populaties
worden plaatselijk meer beheerd dan
ge�xploiteerd, de vacht is niet fraai, maar
bruikbaar om er boten mee op te knappen; na het
looien wordt er een taai, stuk leer van gemaakt.
|