Rubriek : De
mens - algemeen
De steppevolkeren van
Midden-Azi�
De eindeloze
steppegordel die dwars door Midden-Azi� van het oosten uit tot
in Midden-Europa doorloopt, heeft immer een reusachtige
leefruimte geboden aan allerlei nomadische stammen. Nadat
ongeveer vijfduizend jaar geleden het paard getemd en dienstbaar
aan de mens gemaakt was, ging dit dier in de loop der tijd een
zeer grote rol spelen in het leven van de steppebewoners. Ruiter
en paard waren zo volkomen op elkaar afgestemd, dat ze als het
ware een eenheid vormden.
De rijke landbouwgebieden en stedelijke culturen trokken de
nomaden aan als een magneet het ijzer. Daar vielen immers
allerlei begeerlijke zaken te halen die ze zelf niet konden
maken. De Chinezen in de grensgebieden van het noorden van hun
rijk moesten dan ook altijd strijd leveren met de ruige krijgers
die zich op hun even ruige paardjes razendsnel verplaatsten.
De
Chinezen bouwden muren tegen deze woeste overvallers. Al die
stukken muur werden door keizer Sje-Hwang-ti tot ��n lange muur
verbonden. In het bijzonder de steppevolkeren van de Hioeng-Noe
maakten het de Chinezen lastig. Maar de goed georganiseerde
Chinese verdediging deed hen tenslotte in westelijke richting
wegtrekken.
In Europa veroorzaakte het steppevolk van de Hunnen de
volksverhuizingen en de val van het Westromeinse Rijk. Na de
nederlaag op de Catalaunische Velden trokken de Hunnen weg in
oostelijke richting. Een ander steppevolk waren de Turken, die
afkomstig waren uit Turkestan in Midden-Azi�. Reeds in de zesde
eeuw na Christus werd er melding van deze Turken gemaakt. In de
achtste eeuw kwamen ze in beweging en trokken in westelijke
richting op. De Turkse Seldsjoeken maakten zich meester van een
deel van het Nabije Oosten en namen het geloof van de islam aan.
Als pas-bekeerden gedroegen ze zich onverdraagzaam tegenover de
christelijke pelgrims in Palestina, en dat werd de aanleiding
tot de kruistochten.
Omstreeks 1200 slaagde de Mongolenaanvoerder Djengis Khan erin
steeds meer stammen onder zijn gezag te verenigen. In 1206 kreeg
hij de titel 'Vorst der Vorsten' en begon hij zijn rijk vooral
militair te organiseren. Daarna werd hij in Chinese binnenlandse
aangelegenheden gemengd, maar van helper werd hij veroveraar. In
het jaar 1213 sloeg Dnengis Khan letterlijk en figuurlijk een
bres in de Chinese muur. Na hevige gevechten wist hij met zijn
legers door te dringen tot Peking, de hoofdstad van het
Noordchinese rijk Tsjin. Enkele jaren later versloeg Djengis
Khan sultan Mohammed, wiens macht zich uitstrekte over Turkestan,
Perzi� en Afghanistan. In het jaar 1223 werden de Russische
vorsten verpletterend verslagen aan de Kalka, nabij Azow. Aan de
veroveringsdrift van Djengis Khan kwam pas een einde, toen hij
in 1227 tijdens een veldtocht overleed. In tegenstelling met wat
wel vaker met dergelijke nomadenrijken gebeurde, bleef zijn
nalatenschap in stand. Zelfs werden de veroveringen nog
uitgebreid tot in Euorpa. Hongarije en Polen werden geplunderd
en een Europees ridderleger werd in 1241 in Silezi� verslagen.
Toen trokken de Mongolen zich terug naar Azi� om een nieuwe
vorst te kiezen. Rusland bleef nog enkele eeuwen door de
Mongolen bezet, maar in westelijk Europa lieten ze zich niet
meer zien.
(foto : afbeelding van Djengis Khan)