De
steur
De steur of Acipenser sturio.
Beschrijving
Rugvin met 37 tot 44 vinstralen, anaalvin met
24. Vijf lengterijen beenplaten op het lichaam.
Rug is bruingrijs, met grijze flanken en
geelwitte buik. Bovenlob van de staartvin langer
dan de onderste lob (heterocercaal). Gepantserde
kop met onderstandige bek zonder tanden. Vier
tastdraden voor de uitstulpbare bek, waarmee
naar kleine bodemdieren wordt gezocht.
Vroeger werden langs onze kust regelmatig
steuren gevangen. In het voorjaar trokken ze de
rivieren op (anadroom) om zich voort te planten.
Vroeg in de negentiende eeuw verdwenen de
steuren. Ze werden ook in de Rijn aangetroffen,
maar daar namen ze na 1920 in aantal af. In de
Maas en de Rijn zijn ze langer aanwezig gebleven
: tussen 1824 en 1852 werden ongeveer
drieduizend exemplaren uit het Biesbosgebied
gemeld. In juni 1952 werd in de Nieuwe Merwede
nog een exemplaar gevangen van 2,6 meter lang en
ruim honderd kilogram. Een voor Nederland
laatste exemplaar zou in 1953 in de Waal zijn
gevangen. In de Franse Garonne wordt de steur al
jarenlang met succes gekweekt. De vissen worden
met een merk uitgezet om hun verdere levenspad
te kunnen volgen. In 1992 en 1993 werden
veertien steuren in Nederland aangetroffen. Dit
bleek een grootscheepse faunavervalsing : het
betrof vier verschillende soorten en enkele
hybriden. Gekweekt in Oost-Europa werden ze in
West-Europese tuincentra ingevoerd, als
vijvervis verkocht en daarna losgelaten.
Lengte
3,5 meter
Verspreiding
Noord-Atlantische Oceaan, Noordzee en Oostzee.
Langs onze kust zeldzaam. Sinds 1953 verdwenen
uit de Nederlandse rivieren door onder andere
overbevissing, indijking zoals Deltawerken,
waterverontreiniging, opwarming van het
rivierwater en het verwijderen van ondiepten en
oevervegetaties.
|