De
stinkrob
De
stinkrob of Pusa hispida. Grootte : mannetje
lichaamslengte van 1,2 tot 1,8 meter. Gewicht
tot 130 kg. Seksen gelijk, mannetjes gemiddeld
wat groter. Uiterlijk : klein, dik, ronde kop;
kleur dof grijsbruin met grote donkerder vlekken
(vaak wit omrand), overgaand in vlekken en
strepen op de rug; onderzijde lichter,
gespikkeld. Pels grof, stijf; opvallende
geelbruine snorren. Jongen bij geboorte wit,
krijgen na ��n maand een grijze pels.
Verspreidingsgebied : circumpolair op het
noordelijk halfrond, over het algemeen op
pakijs. Zes geografische ondersoorten worden
onderscheiden.
Niet trekkend, hoewel afgedwaalde dieren zijn
waargenomen op de hoogte van Noord-Brittanni�.
Enige malen waargenomen in de Nederlandse
kustwateren en een enkele maal zelfs tot in de
Merwede in 1980.
Dit is een zeehond die op het ijs bij de kust
voorkomt, waarschijnlijk de algemeenste en zeker
de meest verbreide noordpoolsoort. Hij voedt
zich met de grotere schaaldieren van het
plankton en kleine visjes, die in opdiep water
worden gevangen, tot op diepten van honderd
meter. Stinkrobben of kleine zeehonden (ook wel
ringelrob genoemd) leven gezellig maar niet in
kolonies, komen in april samen om te paren, op
de plaatsen waar de jongen nog worden gezoogd op
het ijs van de 'kraamkamer'. De implantatie van
het embryo vindt plaats in augustus en de jongen
worden zeven tot acht maanden later, in maart en
april, geboren, meestal in sneeuwholen of
beschutte holten in het ijsveld. Hoewel
beveiligd tegen toevallig passerende roofdieren,
kunnen ze worden uitgegraven door poolvossen of
ijsberen. Volwassen dieren houden 's winters
ademgaten in het ijs open; ze zijn daar
kwetsbaar, zowel voor ijsberen als voor de
harpoenen van eskimo's. De wereldpopulatie wordt
geschat op twee tot zes miljoen. Vele duizenden
(jongen) worden ieder jaar gedood voor de
bonthandel.
|