De
teju
Orde
: Squamata - familie : Teiidae - geslacht :
Tupinambis en soort : Verschillende. Qua
uiterlijk en gedrag vertonen de teju's een
treffende gelijkenis met de varanen, een groep
van grote hagedissen die voorkomt in Afrika,
Zuidoost-Azi� en Australazi�.
Deze grote, energieke, vleesetende hagedissen
leven in dicht, struikachtig bosgebied en op
open plekken in het woud, aan de rand van
savannen en op rivieroevers. Teju's jagen
overdag en trekken zich 's nachts terug in een
hol dat door een ander dier is verlaten of dat
ze zelf met hun krachtige, scherpgeklauwde poten
uitgraven. Er zijn minstens zes tejusoorten, die
alle ten oosten van de Andes in Zuid-Amerika
voorkomen.
De teju komt vaak voor in de buurt van
menselijke bewoning, maar is erg schuchter en
slaat snel op de vlucht als hij door roofdieren
zoals katten, haviken of slangen in het nauw
wordt gedreven. Kan hij niet ontsnappen, dan
blaast hij zijn borst op en tracht zijn belagers
met felle blaasgeluiden af te schrikken. Bij een
gedwongen verdediging kan hij een geduchte
tegenstander blijken, die fel met zijn
zweepachtige staart uithaalt en zijn gespierde
kaken en scherpe klauwen in stelling brengt. Hij
kan met opzet zijn staart afbreken als een
belager die heeft beetgepakt. Hij brengt
zichzelf dan snel in veiligheid, zijn vijand met
het nog na-trillende staartdeel achterlatend. De
staart groeit weer aan, maar wordt niet meer zo
lang als de oude.
In de paartijd maken mannetjes snurkgeluiden om
de vrouwtjes te verleiden tot paren. Vindt een
mannetje een gewillig vrouwtje, dan grijpt hij
haar bij de nek en wringt zijn lijf onder het
hare zodat de paring kan plaatsvinden. Het
wijfje legt vier tot twaalf ovale eieren, al
zijn er ook wel legsels van 32 stuks
aangetroffen. De eieren worden gelegd in een
warm, in de vochtige grond uitgegraven nesthol
en als ze drie tot vier maanden later uitkomen,
graven de jonge teju's een weg naar buiten.
Vanaf dat moment zijn ze alleen en is hun moeder
al weg.
De teju kent een veelzijdig menu met naast
insecten, spinnen, slakken, aardwormen, kleine
zoogdieren en vogels, ook kikkers, andere
hagedissen en aas, en bepaalde vruchten en
bladeren. Hoewel de hagedis goed kan zien, vindt
hij zijn voedsel vooral door zijn soepele,
gevorkte tong naar buiten te steken en weer in
te trekken. Zo verzamelt hij deeltjes uit de
lucht en brengt deze naar een holte in het
gehemelte dat het orgaan van Jacobson heet, en
dat de geur van mogelijke prooi registreert.
Voor arme mensen op het platteland vormen teju's
een waardevolle hulpbron. Het vlees voorziet in
voedsel en het lichaamsvet wordt gebruikt als
geneesmiddel tegen ontstekingen. Tejuhuiden zijn
veel waard in de mode-industrie. Bovendien zijn
teju's uiterst populair als huisdier, zodat
jaarlijks ruim ��n miljoen dieren uit het wild
worden weggehaald.
|