Temmincks
schubdier
Groep : op het land levende
zoogdieren
Het
Temmincks schubdier lijkt eerder op een reptiel
dan op een zoogdier en heeft ��n van de best
beschermde lichamen ter wereld. Zijn lichaam is
overdekt met harde, stugge schubben en beschermt
zijn zachte onderlijf door zich als een egel op
te rollen. Het schubdier schuifelt langzaam door
de Afrikaanse wildernis op zoek naar mieren en
termieten, die hij oplikt met zijn kleverige
tong.
Temmincks schubdieren leven solitair, maar in de
paartijd gebruiken ze hun goed ontwikkelde
reukzin om een partner te zoeken. Mannetjes
voeren verbeten gevechten om het recht om te
mogen paren en lopen hierbij vaak ernstige
verwondingen op. De paartijd begint meestal in
maart en het vrouwtje breng later een enkel jong
ter wereld in haar ondergrondse hol.
Aanvankelijk zijn de jongen kwetsbaar, maar na
een paar dagen gaan de schubben al verharden. De
eerste maand blijven ze in het hol, daarna
vergezellen ze hun moeder naar buiten, zich
vastklampend aan haar staart. Bij gevaar
beschermt ze haar jongen.
De schubben van het schubdier liggen
dakpansgewijs over zijn lichaam en laten alleen
de buik, de keel en delen van het gezicht
onbedekt. Deze delen schermt het dier bij gevaar
af. Zelfs de oogleden zijn hoornig en dik om de
insectenbeten te doorstaan die het dier te
verduren krijgt. Behalve met zijn
schubbenpantser verdedigt het schubdier zich ook
actief door met zijn staart te slaan en een
stinkende vloeistof uit zijn anaalklieren te
sproeien. Meestal is dit ruim voldoende om de
belagers weg te jagen. Het Temmincks schubdier
is gewoonlijk tijdens de nacht actief en
gebruikt bij het jagen zijn staart op op zijn
achterpoten te kunnen lopen. Overdag rust hij in
zijn hol om hitte en gevaar te ontlopen.
Het harnas van het schubdier biedt voldoende
bescherming tegen zijn natuurlijke vijanden,
maar menselijke bemoeienis is meestal fataal.
Het dier beweegt zich traag en is gemakkelijk te
vangen. Het dier wordt gebruikt bij stamrituelen
en het vlees is een delicatesse. De schubben
zijn erg geliefd als sierraad en er worden ook
medicinale krachten aan toegeschreven. De
bedreigde status van het leefgebied en de
opvallende gevoeligheid van het schubdier voor
insecticiden hebben ertoe geleid dat de soort
wordt bedreigd. Ook bosbranden vormen een
probleem, omdat de dieren te traag zijn om de
vlammen te ontvluchten.
Op het menu van het schubdier staan voornamelijk
mieren en termieten. Het dier ziet slecht, maar
heeft een sterk ontwikkeld reukvermogen waarmee
hij van verre een mierenheuvel bespeurt. Met
zijn krachtige klauwen scheurt hij de kolonie
open en steekt zijn lange plakkerige tong uit
naar de wegrennende mieren. Met zijn ongeveer 25
cm lange tong haalt hij de insecten levend naar
binnen. Het dier heeft geen tanden, maar
vermaalt insecten in zijn maag. Hij slikt ook
kleine steentjes door om het voedsel in zijn
maag te verteren.
|