Rubriek :
Historische figuren
Thomas Hobbes
Hobbes, Thomas (Malmesbury
5 april 1588 - Hardwick Hall 4 dec. 1679), Engels filosoof, was
na studies te Oxford o.a. als gouverneur in dienst van de
familie Cavendish. Door een drietal reizen naar het vasteland en
zijn ballingschap in Frankrijk (1640-1651) kwam hij in aanraking
met Marin Mersenne, Pierre Gassendi, Galileo Galilei en Ren�
Descartes.
Na een periode van intense belangstelling voor de klassieke
letteren vatte hij rond zijn 40ste jaar een voorliefde op voor
de meetkunde, die, naast zijn kennismaking met de nieuwe
wetenschap van de beweging, bepalend werd voor zijn verdere
werk. Gebruik makend van een overwegend deductieve methode
trachtte Hobbes het begrippenstelsel van de mechanica over te
dragen op alle andere gebieden, ook op het maatschappelijk
leven, dat hij ziet als een beweging van mensen naar elkaar toe
of van elkaar af.
Aldus ontstond, in een trilogie met de titels De corpore (1655),
De homine (1657), De cive (1642), een alomvattende metafysica,
materialistisch en mechanistisch van aard, waarin de stoffelijke
dingen, de menselijke geest en het sociaal-politieke leven door
middel van dezelfde beginselen en categorie�n tot systematische
eenheid worden gebracht.
Hobbes had een pessimistische visie over de menselijke natuur (vgl.
zijn uitspraak homo homini lupus, Lat.: de mens is voor de mens
een wolf), die doet denken aan Niccolo Machiavelli's opvatting.
In de sociaal-politieke wijsbegeerte, die vooral door zijn
meesterwerk Leviathan or the matter, form and power of a
commonwealth ecclesiastical and civil (1651) bekend is geworden,
betoogt Hobbes dat de angst voor de dood en een ego�stisch
streven naar zelfbehoud de mensen ertoe brengen hun natuurlijk
recht op het najagen van eigen belangen in te perken en zich
door een contract aaneen te sluiten tot een gemenebest waaraan
een ieder zijn recht op machtsontplooiing overdraagt, onder de
voorwaarde dat de anderen hetzelfde doen.
Om elke vorm van anarchie onmogelijk te maken laat Hobbes de
leiding over deze gemeenschap berusten bij een absoluut
soeverein, aan wiens gezag, dat zich ook over de godsdienst
uitstrekt, slechts een einde gemaakt mag worden indien hij
tekortschiet in zijn wezenlijke plicht: het handhaven van orde
en veiligheid. Bij het uitwerken van zijn theorie�n legt Hobbes
veel nadruk op het ontleden van begrippen en het zorgvuldig
onderzoek van woordbetekenissen.
Tegenover de scholastieke leer die aan de algemene begrippen
objectieve waarde toekent, huldigt hij een radicaal nominalisme:
alleen de benamingen zijn algemeen, de benoemde dingen zijn
louter concreet-individueel. Mede door zijn stelling dat tal van
wijsgerige moeilijkheden veroorzaakt worden door onvoldoende
inzicht in het functioneren van de taal, kan hij als voorloper
van de moderne analytische filosofie worden beschouwd.
Door zijn gedurfde visie is Hobbes het voorwerp van felle en
uiteenlopende kritiek geweest. Maar naast de velen die hem als
athe�st en materialist bestreden, staan anderen, zoals
Benedictus de Spinoza, de utilitaristen en Karl Marx, die uit
zijn werk vruchtbare inspiratie hebben geput.
In de hedendaagse sociologie is sedert Talcott Parsons de
uitdrukking 'the Hobbesian problem of order' in zwang gekomen.
Hiermee bedoelt men het vraagstuk, hoe de eenheid en de
samenhang in het maatschappelijk leven verklaard moeten worden.