|
Deze
vis komt veel voor in het westen van Afrika, vooral in
de benedenloop van de rivier de Niger en rond Laos. Hij
wordt ongeveer vijftien cm. lang. In zijn natuurlijke
omgeving is hij uitsluitend herbivoor - hij eet dan
waterplanten. Het paaien geschiedt in door de vrouwtjes
gemaakte ruimten onder stenen. Na een dag of twee neemt
het vrouwtje de eieren vanuit de spleet in een steen en
brengt ze naar een van tevoren uitgegraven holletje in
het zand. Vlak nadat dat gebeurd is, komen de jongen uit
de eieren. Nadat ze geleerd hebben te zwemmen, eten ze
fijngewreven levend voer. Bij het kweken moet de
temperatuur van het water 25 tot 27 graden C. zijn.
|