Rubriek :
Poolgebieden
De toendra
Aan
de rand van de pooloceaan ligt een eigenaardige landstreek, de
toendra. Dit is een Russisch woord dat van de Lappen afkomstig
is. De oceaan en de toendra samen vormen het echte
noordpoolgebied, de streek ten noorden van de boomgrens of het
land van de Eskimo�s. Ten zuiden hiervan ligt een uitlopen van
het poolgebied, de subpool. Dat is het land van de Indianen en
de blanke kolonisten. In die streken komen zelfs veelvuldige
bossen voor.
De toendra bestaat uit schrale stukken land die door stormen
worden geteisterd. Door zijn ongelijke vormen ziet het land er
niet alleen schraal maar ook geheimzinnig uit. Ondanks het
troosteloze uiterlijk van de hoogten en de vlakten is het een
vruchtbare streek en ofschoon er in de zomermaanden
uitzonderlijk weinig regen valt, is het er ��n grote
aaneenschakeling van meren en moerassen, die gedurende de barre
maanden tussen midden september en midden juni spiegelglad
worden. Vreemd genoeg treft men hier veel water aan, omdat de
koude lucht bijna geen vocht kan absorberen en omdat een normale
afvloeiing wordt tegengegaan door de �permafrost� - de
voortdurend bevroren bodemlaag enkele centimeters onder de
oppervlakte.
De aanwezigheid van dit water zorgt voor de opbouw van een
levenscyclus. Sommige vogels en andere dieren eten de planten
als voedsel, terwijl ze op hun beurt worden verorberd door
vleesetende soorten. Maar wanneer de zon steeds verder zakt en
de winter nabij komt, trekt het merendeel van deze dieren in
zuidelijke richting, de toendra overlatend aan zijn
sneeuwstormen, zijn rukwinden, zijn ijsregens, duisternis en
intense koude.
De vele, over het gehele gebied verspreid liggende rotsblokken,
zijn overblijfselen van het gletsjerpuin. Ook nu nog geeft de
strenge vorst elke winter een ander uiterlijk aan het ruige
beeld van de toendra. Rotsblokken worden op elkaar geworpen of
uit elkaar getrokken en gedurende de dooiperiode krijgen land en
water de eigenaardigste vormen.
Men treft er stenen aan in de vorm van kransen of cirkels. Waar
deze stenen, die soms enkele meter in omtrek zijn, vandaan komen
heeft nog niemand kunnen verklaren.
Andere kenmerkende verschijnselen van de toendra zijn de pingo�s,
het woord dat de Eskimo�s gebruiken voor �heuvel�. Op sommige
plaatsen steken ze tot 45 meter boven het geteisterde landschap
uit. Deze kegelvormige heuvels met hun kern van ijs, treft men
vaak in ondiepe of drooggevallen meren aan.
Tenslotte zijn er de ijsvlakten : vuil, samengeklonterd ijs dat
voorkomt in gebieden waar men korrelige substanties als fijn
zand aantreft. Niemand heeft voor deze ijsvlakten tot nu toe een
duidelijke verklaring kunnen geven, maar algemeen wordt
aangenomen dat ze ontstaan door bevriezing van water dat op ��n
of andere manier van onder uit wordt opgezogen.
In de toendra komen enkel in juli en augustus temperaturen voor
boven het vriespunt.
De planten en de weinige bomen die we aantreffen zijn erg klein
en vechten voor hun bestaan.