De
tuinboa
De
tuinboa of Corallus enydris. Deze
Zuidamerikaanse boa wordt ongeveer 150 cm lang
en lijkt qua vorm op de groene hondskopboa; zij
is iets slanker. Haar tekening is uiterst
variabel en bijna geen enkele exemplaar lijkt op
een ander. Er worden twee ondersoorten,
C.e.enydris en C.e.cooki, erkend, maar de enorme
verschillen tussen afzonderlijke exemplaren
maken een beschrijving van beide zinloos. De
grondkleur kan geel, geelbruin, rood,
donkergroen of bruin zijn, en een tekening is
soms geheel afwezig. Indien aanwezig, kan ze
bestaan uit strepen, cirkels of
parallellogrammen van een donkerder of lichtere
kleur. E�n enkele worp kan bestaan uit een heel
spectrum van verschillend gekleurde jongen.
De verzorging en fok lijkt ruwweg op die van de
groene hondskopboa, maar deze soort is actiever
en ook agressiever. De behuizing is hoog (hoewel
deze soort soms wel op de grond komt), en moet
een aantal takken bevatten waar de boa zich
omheen kan wikkelen. De temperatuur moet rond de
dertig graden Celsius zijn, maar mag tijdens de
winter tot 25 graden Celsius zakken. De paring
vindt dan in het voorjaar plaats; de jongen
komen 200-250 dagen later ter wereld. Een worp
kan bestaan uit twintig jongen. Hoewel de meeste
jongen betrekkelijk grote muizen eten, moeten
sommige met hagedissen of onder dwang gevoerd
worden.
Opmerking : er bestaat ook een derde soort
Corallus annulatus, maar die is zelden
verkrijgbaar.
|