Rubriek :
Dier - algemeen
Unieke dieren van
Nieuw-Zeeland
Onder de vele vogels
van Nieuw-Zeeland zijn vier inheemse parkietensoorten. Het zijn
de goudvoorhoofd-, de roodvoorhoofd-, de zwartvoorhoofd- en de
groene kakariki's. De rood- en goudvoorhoofdkakariki's voeden
zich met zaden, knoppen, vruchten en bladeren. Ze leven in de
bossen. Ze hebben veel geleden onder de jacht door de vroege
Europese kolonisten, die hun oogst en boomgaarden wilden
beschermen. De zwartvoorhoofd-kakariki leeft in hooggelegen
bergachtige gebieden. De groene kakariki komt alleen voor op een
kleine groep onbewoonde eilandjes ten zuidoosten van
Nieuw-Zeeland, de Antipodeneilanden. Deze eilandjes zijn ook het
nestelgebied van pingu�ns.
Papegaaien
als de kaka en de kea zijn nauw verwant aan de parkieten. De
kaka komt in de bossen van Nieuw-Zeeland tamelijk algemeen voor.
Zijn onderbuik en romp zijn karmijnrood. En wanneer hij vliegt,
wordt de scharlakenrode onderzijde van zijn vleugels zichtbaar.
De kaka broedt zijn eieren uit in grote, holle bomen. Ze
verplaatsen zich in kleine groepjes van ongeveer tien stuks. De
Maori's, de oorspronkelijke bewoners, aten het vlees van de kaka.
En ze tooiden zich met zijn veren, die ze ook als geld
gebruikten. De kaka is onschadelijk. Toch heeft men hem
vervolgd. Dat kwam doordat hij zoveel leek op zijn wat minder
mooi gekleurde verwant, de kea (zie foto). Men maakt jacht op de
kea omdat hij bekend staat als schapendoder. Het is de vraag of
dat zo is. Het is bekend dat de kea dode schapen en andere
kadavers eet. Zijn hoofdvoedsel bestaat echter uit vruchten,
bladeren, knoppen en insecten.
Verder
leeft in Nieuw-Zeeland de pukeko. Hij woont in moerassen en is
nauw verwant aan de takah�. Er leven op Nieuw-Zeeland ook
verscheidene honingeters, bijvoorbeeld e tui of halskraagvogel.
Hij is 28 cm lang. Zijn naam dankt hij aan een pluk witte veren
op zijn hals. De tui is verder zwartgekleurd met een
bronskleurige, groene en paarse weerschijn. De tui kan
uitstekend geluiden nadoen en nog mooi zingen ook. Tot de op
Nieuw-Zeeland levende roofvogels behoren de Nieuwzeelandse valk
of kararea en de bruine kiekendief of kahu.
De tuatara of brughagedis is zestig cm lang (zie foto). Hij
heeft een grote kop en een kam van stekels op de rug. De tuatara
is het enige reptiel dat in zijn eentje een aparte orde en
familie vormt. Hij is een overlevende van reptielen van lang
geleden die bekend stonden als Rhynchocephalia. De tuatara legt
tussen de 8 en 15 eieren per keer en begraaft ze. De eieren
komen uit zonder dat ze bebroed worden of welke zorg ook
krijgen, maar dat duurt wel vijftien maanden.
De tuatara heeft de traagste stofwisseling van alle gewervelde
dieren. Hij groeit langzaam, ongeveer 1,25 cm in acht jaar. Hij
wordt echter zeer oud, volgens schattingen van sommige biologen
meer dan honderd jaar ! Het dier leeft nu alleen nog op
afgelegen eilanden in de Straat van Cook. Op die eilanden zijn
geen ratten die de eieren van de tuatara opeten. Het zijn vooral
nachtdieren, maar een enkele keer kan men ze zich buiten hun
holen in de zon zien koesteren.
De enige op Nieuw-Zeeland levende amfibie�n zijn primitieve
kikkers. Er zijn er drie soorten van. Een aan de Nieuwzeelandse
oerkikkers verwante familie (de staartkikkers) leeft in
Noord-Amerika. De Nieuwzeelandse oerkikkers zijn buitengewoon
zeldzaam en worden beschermd. Zij leven in de nabijheid van
bergtoppen waar de lucht koud en vochtig is. Deze kikkers kennen
niet het kikkervissenstadium. De van een staart voorziene jonge
kikkertjes komen direct uit de eieren, die op het land worden
gelegd.