Rubriek : De
mens -
geschiedenis
De Verenigde Staten van
Noord-Amerika
Na
de Amerikaanse Vrijheidsoorlog telden de Verenigde Staten van
Noord-Amerika dertien staten. Deze waren alle aan de oostkust
gelegen. Het land tot aan de Mississippi was nog niet in staten
ingedeeld maar in territoria. Die stonden onder bestuur van de
Unie, dat wil zeggen van de andere staten samen. Het grondgebied
van de jonge mogendheid breidde zich voortdurend uit. In 1803
werd Louisiana van Frankrijk aangekocht. In 1819 kwam Florida
erbij. In 1835 werd Texas bij de Unie gevoegd, maar dat leidde
tot oorlog met Mexico. Mexico verloor de oorlog en moest in 1848
ook nog Nieuw-Mexico en Californi� aan de Verenigde Staten
afstaan. Door de voortdurende trek van de kolonisten naar het
westen kregen de territoria langzamerhand meer inwoners. Zodra
een territorium het inwoneraantal van vijfduizend had bereikt,
kreeg het gedeeltelijk zelfbestuur. Wanneer er nog meer mensen
bijkwamen, kon bij het Congres een verzoek worden ingediend om
een staat te mogen worden. Het aantal staten nam op deze manier
toe, totdat in 1910 het aantal van 48 was bereikt. Verder leek
men niet te kunnen gaan, want er was niet meer land beschikbaar.
Toch kwamen er in 1958 en 1959 nog staten bij, maar die lagen
overzee. Dat waren achtereenvolgens Alaska en Hawaii.
De snelle bevolkingsgroei van de Verenigde Staten werd beslist
niet alleen veroorzaakt door de geboortegroei. Een stroom
landverhuizers vanuit Engeland, Ierland en Duitsland kwam vooral
na 1840 op gang. Daar kwamen later nog mensen uit Frankrijk,
Itali� en Spanje bij. Van het begin af aan was er tussen de
zuidelijke en de noordelijke staten van Noord-Amerika een groot
verschil.
In het zuiden leefde men van de opbrengst van grote plantages
waarop de arbeid werd verricht door negerslaven. Behalve tabak
werd er vooral veel katoen verbouwd. De ruwe katoen vond een
goed afzetgebied in Engeland, waar de groeiende industrie het
uitstekend kon gebruiken. In het noorden werd de landbouw
voornamelijk beoefend door zelfstandige boeren. Verder ontstond
er al spoedig een behoorlijke industrie. Om die opkomende
industrie te beschermen, hadden de noordelijke staten behoefte
aan beschermende handelsmaatregelen. De zuidelijke staten
daarentegen wilden het liefst vrijhandel. Er waren nog meer
tegenstellingen tussen noord en zuid. Het noorden wilde een
sterk centraal gezag voor de hele Unie, dus de vorming van een
soort bondsstaat. Het zuiden wilde de staten zelf veel gezag
geven en was dus voor een statenbond. Het belangrijkste was
misschien wel, dat de mensen in het zuiden voor slavernij waren
en de mensen in het noorden tegen slavernij.
De kwestie van de slavernij kwam iedere keer aan de orde wanneer
een voormalig territorium lidstaat van de Unie wilde worden. Dan
moest er beslist worden of het een slavenstaat ofwel een vrije
staat zou zijn. Vooral na 1830 was deze kwestie actueel
geworden. In het noorden was het abolitionisme
ontstaan, de beweging die zich inzette voor de afschaffing van
de slavernij. Dit gebeurde zeker mede onder invloed van de
gebeurtenissen in Europa. In Groot-Brittanni� bijvoorbeeld was
in 1833 de slavernij krachtens een wet opgeheven. Het boek van
Harriet Beecher-Stowe, de Negerhut van Oom Tom, dat in 1852
verscheen, benadrukte het mensonwaardig karakter van de
slavernij. Het boek maakte diepe indruk en werd in 23 talen
vertaald.
Langzamerhand waren de tegenstellingen tussen het noorden en het
zuiden ook politiek tot uitdrukking gekomen. In het noorden
ontstond de Republikeinse Partij, die de slavernij wilde
afschaffen. Ook waren de Republikeinen voor beschermende
economische maatregelen en een sterk centraal gezag. In het
zuiden was de Democratische Partij, die voor de slavernij was en
die vrijhandel wenste. Het moest mogelijk blijven, zo vonden de
Democraten, dat de staten uit de Unie zouden kunnen treden
wanneer ze dat wensten.
De tegenstellingen werden nog verder op de spits gedreven, toen
bekend werd dat Abraham Lincoln (zie foto :
borstbeeld) in 1860 tot president was gekozen. Lincoln was
iemand uit het noorden. Hij was een bekend tegenstander van de
slavernij en hij was Republikein. Toch had hij zich in zijn
verkiezingscampagne uiterst gematigd opgesteld. Maar het mocht
niet baten : het zuiden begon vrijwel direct na zijn verkiezing
met de afscheiding of secessie.
De zuidelijke staten vormden de Geconfedereerde Staten van
Noord-Amerika. Ze stelden een eigen grondwet op en hielden eigen
verkiezingen. Hun president werd Jefferson Davies.
Lincoln poogde de storm te bezweren door nadrukkelijk te
verklaren, dat hij geenszins van plan was de slavernij zomaar af
te schaffen. Het hielp niet : het zuiden wilde niet meer terug.
Lincoln verklaarde desondanks dat hij alle bezittingen en
plaatsen van de Unie zou behouden en verdedigen. Met andere
woorden : hij erkende de afscheiding van de zuidelijke staten
niet en zou dat ook nooit doen. Conflicten konden niet
uitblijven en de eerste vijandelijkheden begonnen met de
beschieting van Fort Sumter door de Zuidelijken. Het fort was
niet op de verdediging ingericht. Er brak brand uit en de
commandant gaf zich over.
De Zuidelijken waren geestdriftig over hun eerste succes. Voor
Lincoln werd het aanleiding de noodtoestand af te kondigen.
Midden april 1861 riep hij 75.000 man op om de opstand te
onderdrukken. In diezelfde tijd echter had het zuiden reeds
35.000 man onder wapenen en was men druk bezig dit aantal te
verveelvoudigen.
Tegenover elkaar stonden 23 noordelijke staten met 22 miljoen
inwoners, en 11 zuidelijke staten met 9 miljoen inwoners. De
Noordelijken hadden een vloot tot hun beschikking, waarmee ze
terstond de zuidelijke havens blokkeerden. Daardoor kwam de
katoenexport stil te liggen en konden de noodzakelijke goederen,
vooral industrieproducten, niet meer ingevoerd worden. Steun van
Groot-Brittanni�, waarop het zuiden in stilte had gehoopt, bleef
uit. Hoewel de Zuidelijken betere militaire leiders hadden, zag
het er voor hen van het begin af aan toch niet goed uit.
De Amerikaanse Burgeroorlog had een modern karakter :
pantsertreinen, pantserschepen en zelfs duikboten werden
ingezet. Na aanvankelijke successen van de Zuidelijken kregen de
Noordelijken steeds meer de overhand. Het land in het zuiden
werd zo verwoest, dat het er eigenlijk nooit meer helemaal
bovenop is gekomen. In 1862 verklaarde Lincoln alle slaven vrij.
Maar er kwam geen oplossing voor het werk dat op de plantages in
het zuiden gedaan moest worden.