Rubriek : De
mens - algemeen
Het verlichte despotisme
De invloed van de
idee�n van de verlichting bleef niet beperkt tot de gegoede
burgerij en de adel. Ook tal van absoluut regerende vorsten
ondergingen de invloed ervan. Tussen 1740 en 1790 zijn er dan
ook nogal wat heersers in Europa geweest die bekend geworden
zijn als verlichte despoten of verlichte absolute vorsten. Ze
verdedigden hun absolute macht niet met het argument dat ze die
van God hadden gekregen, maar dat hun macht redelijk en nuttig
was. In het algemeen gesproken, stonden de filosofen van de
Verlichting helemaal niet afwijzend tegenover deze vorm van
absoluut regeren. De staatsvorm met een vorst was regel, de
republikeinse staatsvorm uitzondering. In de medezeggenschap van
de grote massa van het volk had men maar weinig vertrouwen. De
voorstanders van de volkssoevereiniteit bedoelen met 'volk' dan
ook de gegoede burgerij en eventueel de adel.
Men zag overigens het verlichte despotisme als de enige
mogelijkheid om hervormingen door te voeren. Deze hervormingen
kwamen inderdaad tot stand en waren in vele gevallen
verbeteringen. Gelijkheid van alle onderdanen voor de wet, meer
en beter onderwijs, maatregelen ter bevordering van de welvaart
en verbetering in het lot van de boeren, waren zaken die de
mensen wel aanspraken. Het terugdringen van de macht van kerk en
geestelijkheid en het afkondigen van verdraagzaamheid werden
zelfs luid geprezen. Filosofen werden vaak door de vorsten
beloond met toelagen en bewijzen van vriendschap. De verlichte
despoten zagen de steun en waardering voor hun doen en laten als
een bevestiging van hun absolute macht. In feite hoefden ze
niets van hun macht prijs te geven.
Het verlichte despotisme kwam voor in Pruisen, Oostenrijk,
Duitsland, Zweden, Denemarken, Spanje, Portugal en Itali�. De
vorsten die het meest kunnen worden aangemerkt als verlichte
despoten zijn Frederik II van Pruisen (1712-1786) en diens
bewonderaar Jozef II van Oostenrijk (1741-1790). Frederik II van
Pruisen heeft een soort handboek voor de verlichte despoten
geschreven, het Politieke Testament. Wat daaruit naar voren
komt, is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Het enige belang
dat telt is het staatsbelang, en, zo schrijft hij, het belang
van het land is tevens mijn eigen belang. Drukpersvrijheid damde
hij in en hij handhaafde de verschillende standen in de
samenleving. Onderwijs had alleen zijn belangstelling voor zover
het militaire opleiding betrof. De door de oorlogen zwaar
geteisterde boerenstand hielp hij weer op de been, onder andere
door legerpaarden ter beschikking te stellen. Aan de onderhorige
positie van de boeren werd echter niets gedaan.
De rechtspraak werd verbeterd door onafhankelijke en beter
betaalde rechters aan te stellen. De pijnbank werd afgeschaft.
Op godsdienstig gebied was Frederik II zeer verdraagzaam. Dat
had echter ook heel praktische redenen. De jezu�eten
bijvoorbeeld, die in 1773 uit de rooms-katholieke landen waren
verbannen, liet hij toe. Hij had dan meteen goede en goedkope
wetenschapsmensen en onderwijskrachten.
Maria Theresia van Oostenrijk (1740-1780) regeerde in beperkte
mate als een verlichte vorstin. Ze nam tal van maatregelen ter
versteviging van de staatsmacht. Een nieuw belastingstelsel
zorgde voor een betere verdeling van de lasten. In het nieuwe
Oostenrijkse strafwetboek werd de pijnbank echter niet
afgeschaft. Van godsdienstvrijheid wilde ze niets weten, maar
wel drong ze de macht van de rooms-katholieke kerk in haar
landen enigermate terug. Het onderwijs werd vernieuwd en
uitgebreid. Jozef II, de zoon en in 1780 opvolger van Maria
Theresia, vond dat zijn moeder veel te traag was geweest met het
hervormingswerk. Hij wilde van zijn landen een aaneengesloten en
sterk rijk maken. De hervormingen die in de Zuidelijke
Nederlanden werden doorgevoerd, gingen totaal voorbij aan de
oude privileges. Er werden vaste belastingen ingevoerd en de
rechtspraak werd volledig hervormd. Hierdoor brak er in 1789 in
de Zuidelijke Nederlanden een revolutie uit. Het moet gezegd
worden, dat Jozef II van de verlichte absolute vorsten wel het
verst ging. De lijfeigenschap werd afgeschaft en de
belastingsvoorrechten van adel en geestelijkheid werden
ingetrokken. De macht van de kerk werd verder teruggedrongen.
Honderden kloosters werden onteigend en hun bezittingen kwamen
aan de staat. In godsdienstig opzicht werd de verdraagzaamheid
uitgebreid, maar joden moesten nog een aparte belasting betalen.
Als verlicht despoot wordt ook wel Catharina II van Rusland
(1762-1796) genoemd, maar de meeste hervormingen die ze
doorvoerde berustten op eigen belang. Ze speelde geestdriftig de
rol van verlichte despoot. Met mannen als Diderot en Montesquieu
stond ze in briefwisseling. Catharina riep een soort van
volksvergadering in het leven om de noden van het volk te leren
kennen. De invloed van deze volksvergadering is echter nimmer
groot geweest.
(foto : keizerin Catharina II van Rusland)