Rubriek : De
mens - algemeen
De Verlichting en de welvaart
In de periode van
ongeveer 1450 tot omstreeks 1750 probeerden de landen van Europa
de economie van hun land te gebruiken om hun macht te vergroten.
Dit streven wordt het mercantilisme genoemd, een woord dat is
afgeleid van het Latijnse mercantilis : de koophandel
betreffende. Het mercantilisme bevorderde vooral de handel, want
daarmee kwamen goud en zilver het land binnen. En met goud en
zilver konden de bestuurders of de vorsten ambtenaren en
soldaten betalen om het bestuur te regelen en een leger in stand
te houden. Ze konden er vestingen van laten bouwen om het
grondgebied te verdedigen, en schepen ten behoeve van
ontdekkingsreizen.
In de jaren na 1700q ging men onder invloed van het
verstandelijk denken de handel niet langer zien als de enige
bron van welvaart. De regel 'meer handel, dus meer welvaart'
ging men kritisch bekijken. Fran�ois Quesnay (1694-1774),
de lijfarts van de Franse koning Lodewijk de Vijftiende, stelde
dat door de handel de handelswaar alleen maar werd verplaatst.
En de industrie zette alleen maar grondstoffen om in goederen en
had dus eigenlijk geen eigen scheppend vermogen. De enige bron
van welvaart was in zijn ogen de landbouw. Die zorgde ervoor dat
er bruikbare goederen werkelijk werden voortgebracht. Quesnay
noemde boeren dan ook de enige productieve mensen. Daarom moest
de landbouw niet worden onderworpen aan regels en voorschriften,
want dan zou de productie het grootst zijn. De zo belangrijke
natuurwetten zouden dan hun loop kunnen hebben. De natuur moest
in de landbouw onbelemmerd haar gang kunnen gaan. De aanhangers
van Quesnay werden daarom aangeduid als degenen die de natuur
laten heersen, ofwel fysiocraten.
E�n van die fysiocraten, de Fransman Turgot, heeft als minister
van Financi�n van 1774 tot 1776 de kans gehad deze opvatting aan
de praktijk te toetsen, maar hij moest als gevolg van een
ongelukkige samenloop van omstandigheden aftreden. De Schotse
geleerde Adam Smith (1723-1790) hield zich bezig met de
gedragingen van de mens in de samenleving. Tijdens een reis door
Frankrijk en Zwitserland maakte hij een studie van de
economische situatie in die landen.
In
Parijs was hij in de gelegenheid met de fysiocraten van
gedachten te wisselen. In 1776 verscheen zijn belangrijkste
boek, De Rijkdom van de Volkeren. Met dit werk werd Smith de
grondlegger van de economische wetenschap en tevens de
voorvechter van de vrije, niet aan beperkingen of voorschriften
gebonden economie. Hij verwierp het mercantilisme en de
eindeloze hoeveelheid regels en voorschriften daarvan. In plaats
daarvan pleitte hij voor vrijheid van economisch handelen. Ieder
mens wist immer zelf het beste wat in zijn voordeel was. De
wetten zoals die in de natuur golden, zouden ook voor het
economisch leven wel opgaan. De opvattingen van Smith kwamen
voor de kooplieden als een geschenk uit de hemel. In zijn boek
vonden ze gedrukt wat ze zelf altijd zo graag hadden gewild :
vrijheid om te handelen waar en wanneer ze maar wilden. Het boek
van Adam Smith was binnen zes maanden volledig uitverkocht. Het
werd in vele talen vertaald. Smith was ervan uitgegaan dat er in
de samenleving vast wel krachten aanwezig zouden zijn die een te
vergaand eigenbelang en grenzeloos winstbejag zouden indammen.
Dat is niet direct gebeurd. Een zeer sterke bevolkingsgroei en
de industri�le revolutie veroorzaakten zulke diep ingrijpende
veranderingen in de samenleving, dat de overheden moesten
ingrijpen.
Het werk van Adam Smith is nog altijd uitgangspunt voor
problemen die zich op het gebied van de economie in de
samenleving voordoen. Hoe ver moet de vrijheid gaan en wanneer
moet de overheid ingrijpen ? Of moet de overheid het hele
economische leven regelen en ordenen en overgaan tot een geleide
economie ? Het zijn vragen waarover altijd geredetwist zal
worden.
(foto : portret van de apotheker en landbouwkundige Parmentier
(1737-1813), die de aardappel in Frankrijk introduceerde en tot
volksvoeding maakte)