Rubriek : De
mens - algemeen
De verovering van het oosten
Kort na het
be�indigen van de oorlog met Carthago begon Rome de strijd tegen
het oosten. Hannibal had met koning Filippus V van Macedoni�
(221-179 voor Christus) een bondgenootschap gesloten en dat nam
Rome de Macedonische koning kwalijk. Bovendien was Filippus V
bezig zijn macht uit te breiden, samen met Antiochus III van
Syri� (241-187 voor Christus). Beiden waren vastbesloten de
buiten het eigenlijke Egypte gelegen bezittingen van Egypte te
veroveren. Het leger van Filippus V werd echter door de Romeinen
verslagen bij Kynoskefalae in Thessali� (197 voor Christus).
Filippus V verloor al zijn gebied, behalve Macedoni�. Voortaan
was hij niet meer dan een vazal van Rome. Uiteindelijk werd
Macedoni� in 146 voor Christus een Romeinse provincie, een
wingewest.
Toen
Antiochus III van Syri� zijn invloed in Griekenland wilde gaan
uitbreiden, achtte Rome het ogenblik gekomen om daar een stokje
voor te steken. Er kwamen onderhandelingen op gang, maar deze
vlotten niet echt. Hannibal, die uit Carthago had moeten
vluchten omdat de Romeinen zijn uitlevering hadden ge�ist, had
zich bij Antiochus III gevoegd. Zowel de Romeinen als Antiochus
III bereidden zich op de oorlog voor. De Syrische koning ging
echter zeer lichtvaardig te werk.
Met onvoldoende troepen landde hij in Thessali�, want hij
rekende erop dat hij van de Grieken voldoende steun zou krijgen.
Dat viel echter nogal tegen. Alleen de Aetoli�rs en de Boeoti�rs
sloten zich bij hem aan. De Romeinen waren intussen ook in
Griekenland aangekomen met een behoorlijke krijgsmacht. Er waren
zelfs krijgsolifanten bij. Antiochus III, wiens leger in getal
ver bij dat van de Romeinen achterbleef, besloot zich bij de Pas
van Thermopylae te verschansen. Het smalle bergpad liet hij
-naar hij dacht- goed verdedigen. Maar zijn bevelen werden
slecht uitgevoerd. Plotseling werd hij zowel van voren als in de
rug aangevallen. Zijn leger werd vernietigd en met moeite wist
hij zichzelf te redden.
Scipio, de aanvoerder van het Romeinse leger, trok achter
Antiochus III en zijn leger aan naar Klein-Azi�. Bij de stad
Magnesia ontmoetten hun legers elkaar. Hannibal was ver weg op
de vloot en kon zijn talent als veldheer niet beschikbaar
stellen. Antiochus zelf bleek niet tegen de Romeinen opgewassen
te zijn. Zijn leger werd totaal verslagen. Hij kreeg zeer harde
vredesvoorwaarden opgelegd, die een einde maakten aan de macht
van zijn rijk.
Hij moest een enorme som geld als oorlogsschatting betalen en de
helft van zijn gebied ging verloren. Ook moest hij Hannibal
uitleveren, maar deze vluchtte naar Kreta. Daarna ging Hannibal
naar koning Prusias van Bithyni�. De Romeinen wilden hem, de
onverzoenlijke, echter dood. Ze stuurden een gezant naar Prusias.
Deze verklaarde zich bereid zijn gast aan de wraak van de
Romeinen over te leveren. Toen Hannibal merkte dat het huis
waarin hij verbleef door soldaten was omsingeld en dat er geen
enkele kan meer was om te ontsnappen, dronk hij een met gif
gevulde beker leeg.
Het toezicht dat de Romeinen over de Grieken uitoefenden,
voelden de Grieken al spoedig als een zware en onrechtvaardige
druk. Filippus V van Macedoni� werd beschouwd als de man die
Griekenland daarvan moet bevrijden. Inderdaad bereidde deze
vorst in het geheim een nieuwe oorlog voor en de voorbereidingen
werden door zijn zoon Perseus voortgezet. In 172 voor Christus
brak de oorlog uit. Van de kant van Rome werd deze met weinig
overtuiging gevoerd, althans in het begin niet. Maar na een paar
jaar werden de zaken anders aangepakt en toen was het met
Perseus spoedig afgelopen. In 168 voor Christus werd hij bij
Pydna verslagen. Met de Griekse vrijheid was het voorgoed
gedaan.
Carthago, teruggebracht tot een onbelangrijke staat, gedroeg
zich voorzichtig om Rome niet voor het hoofd te stoten. Dat
zinde de Romeinen niet, want zij wilden ten eigen bate de
Punische handelsstaat vernietigen. Daarom liet Rome koning
Massinissa van Numidi�, een beschermeling van Rome, Carthago
telkens prikkelen en uitdagen. Tenslotte reageerde Carthago
daarop door de Numidi�r te bestrijden. Voor Rome was dit de
gewenste aanleiding om Carthago opnieuw de oorlog te verklaren.
Carthago had zich immers niet aan de afspraak gehouden dat het
zonder Rome nooit meer een oorlog zou beginnen. In 149 voor
Christus stad een Romeins leger over naar Afrika en sloeg het
beleg voor de stad. De inwoners verdedigden zich met de moed der
wanhoop. Men liet zelfs de slaven vrij, om hen aan de
verdediging van de stad te laten meewerken. Pas in de lente van
146 voor Christus lukte het de Romeinen in de stad door te
dringen. De inwoners werden in slavernij afgevoerd. De stad werd
in brand gestoken en daarna met de grond gelijk gemaakt.
Carthago had opgehouden te bestaan. Haar gebied werd tot de
Romeinse provincie Afrika gemaakt.
De Galli�rs, die in de Po-vlakte woonden en voor Rome nog steeds
een zekere bedreiging vormden, waren kort na de Tweede Punische
Oorlog overwonnen. Spanje raakte in 133 voor Christus in
Romeinse handen. Pergamum was in hetzelfde jaar door Attalus III
aan Rome nagelaten. Egypte, dat in 170 voor Christus door
Antiochus IV Epifanes was veroverd, was door de Romeinen weer
bevrijd. Daarmee stond Egypte in feite onder toezicht van Rome.
Rome had haar macht toen zover uitgebreid, dat ze het hele
Middellandse-zeegebied beheerste. Rome bezat de
wereldheerschappij.
(foto : een Romeinse triomfboog bij Medinacelli)