Virginiaanse opossum
Groep : op het land levende
zoogdieren
Hij
mag er uitzien als een haveloze rat zo groot als
een kat, maar de Virginiaanse opossum is in
feite het enige inheemse buideldier van
Noord-Amerika. Hij is handig met zijn poten, is
een goede boombeklimmer en een behoorlijk
zwemmer. De opossum foerageert zowel in
boomtoppen als in ondiep rivierwater. Hij eet
alles van doodgereden dieren en ratten tot
kakkerlakken. Hij is een echte overlever en
heeft zijn verspreidingsgebied zelfs uitgebreid.
Na zonsondergang waagt de opossum zich buiten
zijn schuilplaats, meestal een holle boomstam of
stapel stenen. Veel roofdieren, zoals de vos,
lusten zijn weinig smakelijke vlees niet. Maar
honden kunnen een bedreiging vormen en dat geldt
zeker voor de Amerikaanse oehoe. Als hij wordt
aangevallen, sist hij en spert hij zijn muil
open om zijn tanden te laten zien. Vervolgens
begint hij mank te lopen, met een starre blik en
zijn tong uit zijn bek. In deze zombieachtige
staat laat de aanvaller de opossum vaak aan zijn
lot over.
De Virginiaanse opossum komt sterk terug in
Noord-Amerika en dat is niet voor het eerst.
Zeventig miljoen jaar geleden leefden daar al
buideldieren die erg op hem leken. Ze verloren
echter terrein aan succesvollere zoogdieren,
maar ze overleefden en begonnen Noord-Amerika
opnieuw te bevolken. Aan het einde van de
twintigste eeuw was hij langs de westkust
opgedrongen tot in het zuiden van Canada.
Ondanks bejaging voor zijn pels en vlees,
floreert hij nu nog steeds.
Landbouwgewassen, rottend fruit en ander
plantenmateriaal vormen een derde van zijn
voedsel. De Virginiaanse opossum lust daarnaast
ook insecten zoals kakkerlakken, kevers en
krekels. Verder eet hij kadavers, aardwormen,
rivierkreeften, huisjesslakken, ratten,
konijnen, hagedissen, vogeleieren en nestvogels
en zelfs padden, wier giftige huid de meeste
roofdieren afschrikt.
Hij kan een hoop rotzooi maken als hij in een
achtertuin in keukenafval scharrelt.
Een mannetjesopossum verleidt een vrouwtje met
een klokkend geluid. Na de paring verlaat hij
haar. Na ��n van de kortste draagtijden van alle
zoogdieren, werpt ze tot twintig kleine,
kronkelende jongen. Weinig jongen volbrengen de
tocht van het geboortekanaal naar de opening van
de buidel. Dit ondanks het feit dat hun moeder
de vacht in haar liesstreek likt om het ze
gemakkelijker te maken. De moeder heeft dertien
tepels. Wie geen tepel vindt gaat dood. De
jongen voeden zich verscheidene weken in de
warme, donkere buidel. Na tien weken zijn hun
ogen open en verlaten ze de buidel voorgoed. In
dit stadium draagt hun moeder ze mee op haar rug
en als ze 's nachts op pad gaat. Ze houden zich
dan goed vast aan haar vacht.
|