Vissen
Meer dan de helft van de ongeveer 43.500 soorten
gewervelde dieren die men kent, zijn vissen. In
hun waterwereld zijn ze uitgegroeid tot een
reusachtig scala van gespecialiseerde
diervormen, dat minstens even gevarieerd is als
dat van de viervoetigen.
De eerste hoofscheidslijn in deze groep valt
tussen de vissen met en die zonder kaken. De
kaaklozen of Agnatha vormen een restgroep uit
een vroeg stadium van de ontwikkeling van de
gewervelde dieren, met als enige recente
vertegenwoordigers de klassen rondbekken,
waartoe de prikken en de slijmprikken behoren.
De vissen met kaken, die iets minder dan
vierhonderd miljoen jaar geleden ontstonden,
zijn op hun beurt in twee sterk uiteenlopende
groepen verdeeld. De ene omvat de
kraakbeenvissen, zoals haaien, roggen en
zeekatten. De andere omvat de drie hoofdtypen
van de beenvissen : enerzijds de straalvinnigen,
met korte vinnen die door stralen worden
gesteund, anderzijds twee typen spiervinnigen :
de longvissen en de kwastvinnigen. De laatste
groep wordt thans alleen nog vertegenwoordigd
door de coelacanth.
|