Rubriek :
Poolgebieden
Vissen en zeedieren aan de
noordpool
De
rivieren en meren in het noordpoolgebied zijn de permanente
woonplaatsen van bergforellen, vlagzalmen en andere vissoorten.
Men treft hier ook witte walvissen aan en narwallen (twee van de
weinige in leven gebleven soorten die aan de walvisvangst zijn
ontsnapt), zeehonden en walrussen. Narwallen (en dan
voornamelijk de mannetjes) zijn met een puntige slagtand
uitgerust (zie foto), ongeveer drie meter lang en omhoogstekend
uit de onderkaak. Er zijn er ook die dubbele slagtanden
bezitten, maar gewoonlijk komt er maar ��n tot ontwikkeling.
Eigenlijk zijn deze slagtanden �hoektanden�. Ze hebben een
belangrijke plaats in de mythologie van die streed verworven. In
de middeleeuwen dacht men dat dit de horens waren van de
legendarische eenhoornvis. De tot poeder gemalen slagtand werd
verkocht als een middel dat ziekten kon voorkomen. De Eskimo�s
bewerken de slagtanden tot gereedschap, het vlees eten ze op en
het spek gebruiken ze als olie.
De gebaarde rob treft men voornamelijk in kustgebieden aan. Hij
is vaak langer dan drie meter en leeft van vis en grote
steurgarnalen. De kroost wordt op het ijs ter wereld gebracht.
De geringde rob heeft ongeveer dezelfde gewoonten. De
klapmutsrob geeft er de voorkeur aan om verder in open zee te
vertoeven. Zijn voedsel bestaat uit vissen en inktvissen.
De walrus is veel groter dan enig andere robbensoort die in het
noordpoolgebied voorkomt. Hij wordt ongeveer vijf meter lang.
Met zijn slagtanden breekt hij weekdiertjes los van de in het
water liggende rotsblokken. Daarnaast doodt hij ook wel eens
kleinere robben.