Vliegende
gekko
De
Ptychozoon kuhli leeft in bossen en wordt
vijftien cm lang.
De gekko's van dit geslacht danken hun naam aan
huidplooien aan beide zijden van de kop, romp,
ledematen en staart en tussen de tenen. Bij het
springen of vallen uit de bomen spreidt de gekko
zijn poten uit waardoor de huidflappen gespannen
worden en dienst doen als een soort van
parachute. Een misschien nog belangrijker
functie van de huidplooien is de camouflage die
ontstaat door de flappen tegen de ondergrond te
drukken in de rusthouding op een boomtak, zodat
er geen schaduw kan zijn en de omtrek vervaagt.
In november legt het wijfje haar eieren op een
tak. De eieren zijn overdekt met een kleverige
substantie en kleven aan elkaar en tegen een tak
vast en ze ontwikkelen geleidelijk een harde
schaal. De jongen komen in mei daaropvolgend
uit.
|