Rubriek :
Dier - algemeen
Vogels van de pampa
Een leefgebied als
de pampa, zo vlak, zonder bomen en zonder beschermende
begroeiing, schept voor een groot aantal dieren de nodige
moeilijkheden voor hun bestaan. Dit is in het bijzonder het
geval met vogels. De meeste vogels hebben bomen nodig om hun
nesten in te bouwen en hun jongen groot te brengen. Dat is dan
ook de reden waarom van de ruim tweehonderd verschillende
vogelsoorten die jaarlijks op de pampa worden waargenomen, het
grootste deel bestaat uit trekvogels die elders hun broedplaats
hebben.
Sommige
onder hen zijn alleen maar doortrekkers. Andere ontvluchten
tijdelijk de winterse koude in hun broedgebieden, zoals de
rotsparkiet van Patagoni� en de grote franjepoot van de
Noordamerikaanse prairies. Toch hebben de omstandigheden op de
pampa en andere grasgebieden ertoe geleid dat een aantal
vogelsoorten zich wist aan te passen. De betrekkelijk primitieve
tinamou (zie foto : kuif-tinamou) of de pampahoen, die bijna
niet kan vliegen, is daar een voorbeeld van. Door zijn
kleurenpatroon is hij goed gecamoufleerd. Bij het hofmaken heeft
het wijfje bij deze soort de leiding. Het mannetje bouwt het
nest en broedt de eieren uit.
Een andere, zelden vliegende vogelsoort, de tapaculo, heeft
nestgewoonten die afwisselen al naar gelang de gebieden waar het
nest moet gemaakt worden. Soms graaft hij een hol, soms gebruikt
hij een bestaand hol, dan weer bouwt hij een nest van gras. Een
verwante soort, de barrancolino uit Argentini�, kan stappen
nemen van vijftien cm, terwijl hij zelf maar zeventien cm lang
is.
E�n van de merkwaardigste nestbouwers in de pampa is de
ovenvogel, die tot nationale vogel van Argentini� is verheven.
Deze kleine, ietwat gedrongen vogel, plaatselijk bekend als 'el
hornero' (de bakker) is van een familie die bestaat uit meer dan
tweehonderd soorten en leeft overal in Centraal- en
Zuid-Amerika. Hij heeft zich uitgebreid van de meer beboste
grasvlakten in het noorden naar de pampa's.
Het bouwen van het nest wordt door beide vogels van het paar
verricht en neemt soms enkele maanden in beslag. Het nest
bestaat uit een mengsel van zand en koemest, versterkt met
stukken plantenwortels en twijgjes. Het wordt op elke plaats
gebouwd die daar beschikbaar voor is, zoals bijvoorbeeld het dak
van een huis, een boom, dwarslatten van telefoonpalen en zelfs
op de grond, als er geen andere mogelijkheid voorhanden is. Als
het nest gereed is, ziet het er precies zo uit als een
ouderwetse broodoven met een deur aan ��n kant. Het heeft een
soort voorportaal, gescheiden van de broedholte door een
aflopende drempel.
Met Afrika, Australi��e en Nieuw-Zeeland heeft Zuid-Amerika de
loopvogels gemeen. Alle soorten, de pampastruis of nandoe van
Zuid-Amerika, de struisvogel van Afrika, de kiwi van
Nieuw-Zeeland en de casuarissen en de emoe van Australi�, hebben
bepaalde punten van hun lichaamsbouw die overeenkomen. Zo hebben
loopvogels lange poten, goed ontwikkelde dijspieren, kleine
staarten of helemaal geen staarten, bijna geen tenen en weinig
veren.
Pampastruisen of nandoes zijn de grootste vogels van de Nieuwe
Wereld. Ze worden tot 1,7 meter hoog. Tot de komst van de
paarden waren deze vogels de snelste dieren van de pampa.
Pampastruisen grazen nogal eens tussen kudden herkauwers, net
als de struisvogels van Afrika.
De dominerende hanen zijn, zodra het broedseizoen begint,
agressief tegenover concurrerende hanen. Later worden ze
huiselijk, graven een nestkuil en broeden de ongeveer dertig
eieren uit, die afkomstig zijn van verschillende hennen.
De pampastruis verdedigt zijn nest tot het uiterste, hoewel hij
het soms met een list probeert en de belager weglokt door te
doen alsof hij kreupel is. Er wordt gezegd dat als een
nandoehaan broeds wordt voordat de hennen al hun eieren hebben
gelegd, hij hen verjaagt in plaats van te wachten tot alle
eieren zijn gelegd. De hennen kunnen dan niets anders doen dan
hun eieren zomaar ergens in de vlakte leggen. Gedurende de vijf
maanden die de kuikens nodig hebben om op te groeien, zorgt de
haan voor hen.