Rubriek :
Dier - algemeen
Vogels van de savanne
De Afrikaanse savannen zijn de woonplaats van vele soorten
vogels. Ze leiden een hachelijk leven. Waar ze ook nestelen, in
bomen, in het gras of in een klein de grond gekrabd gat, ze
lopen steeds het gevaar een prooi te worden van hongerige
roofdieren. Daarom hebben veel vogels goed ontwikkelde poten om
hard weg te kunnen rennen of ze hebben geleerd om veilige nesten
te bouwen. Die nesten zijn soms verbluffende staaltjes van
bouwkunst.
De in de savanne de meeste voorkomende vogels zijn de wevers
(zie foto). Er
zijn vele soorten van. Van ��n van die soorten, de quelea of
roodbek-wever schat men dat er miljarden zijn. De roodbek-wever
eet uitsluitend zaden. Dat heeft een rampzalige uitwerking op de
landbouw van de jonge Afrikaanse landen, waarvan er vele arm
zijn. Het is niet eenvoudig voor dat probleem een oplossing te
vinden. De quelea's zijn zo talrijk en planten zich zo snel
voort, dat er voor hun roofdieren geen beginnen aan is. De
wevers vormen vaak ook een bedreiging voor de struiken en
acaciabomen. De verschillende soorten in groepen levende wevers
bouwen daarin hun nesten, die soms zo groot worden als
hooibergen. Het gewicht van het gras dat de vogels voor deze
vernuftig geconstrueerde nesten gebruiken en het gewicht van de
vogels (er zitten er soms meer dan vierhonderd in ��n boom) doet
de bomen soms bezwijken. De wevernesten zijn buitengewoon
ingewikkeld van bouw en schrikken daardoor vijanden als slangen,
apen en de grotere soorten galagos af. De verschillende
weversoorten ontwerpen verschillende nesten. Ze zijn echter
allemaal gebaseerd op de ingenieuze knopen die de wever in het
gras legt. Sommige nesten zijn voorzien van een soort leuningen
die moeten voorkomen dat de eieren over de rand rollen.
Tot de familie van de wevers behoren ook de verschillend
gekleurde vuurwevers. E�n daarvan is helder rood en een ander
soort is felgeel. Buiten het paarseizoen hebben zowel de
mannetjes als de vrouwtjes een vaal verenpak. Maar de mannetjes
krijgen gekleurde veren in het voortplantingsseizoen, dat in de
regentijd uitvalt.
Er is een andere vogelfamilie, die prachtvinken worden genoemd.
Hun eieren en jongen lijken sterk op die van de echte wevers.
Daarom worden de soorten wel eens door elkaar gehaald. Tot de
prachtvinken behoren onder andere het koekoeksekstertje en de
gewone astrilde. De jongen van de prachtvinken en de wevers
lijken zo op elkaar, dat de granaat-astrilde
door de gelijkenis wordt misleid en de jongen van de koningswida
(een echte wever) grootbrengt, nadat de eieren door de ouders in
zijn nest zijn gelegd. De volwassen koningswida lijkt absoluut
niet op een astrilde. De neushoornvogel gebruikt een andere
methode om zijn jongen te beschermen. Na de paring kruipen de
wijfjes in een hoog boven de grond gelegen boomhol. De
mannetjes, daarbij geholpen door de wijfjes, metselen het hol
vervolgens dicht met modder, waarbij ze een heel klein gaatje
uitsparen. De modder droogt door de warmte gauw op en wordt zo
hard als cement. De opening is zo klein, dat roofdieren het hol
niet in kunnen. Maar het gaatje is net groot genoeg om het
mannetje in staat te stellen het vrouwtje en haar jongen voedsel
aan te reiken. Deze voeding gaat door zolang het vrouwtje in het
hol blijft. Bij sommige soorten duurt dat tot de jongen ongeveer
acht weken oud zijn. Wanneer de jongen groot genoeg zijn, breekt
het wijfje het metselwerk af en dan vertrekt de familie naar
andere oorden. Bij andere soorten verlaat de moeder het nest
eerder, misschien al wanneer de jongen nog maar vier weken oud
zijn. Ze helpt daarna het mannetje om de jongen te voeden. De
jongen repareren de bij het vertrek van hun moeder aan het
metselwerk toegebrachte schade. Ze metselen het hol opnieuw
dicht met een mengsel van rot hout, uitwerpselen, dode insecten
en speeksel. Het is een verbazingwekkend voorbeeld van
instinctief gedrag.
De secretarisvogel (zie foto) is een grondbewonende vogel, die
zelden vliegt. Hij dankt zijn naam aan de veren die aan zijn nek
bengelen en die hem doen lijken op een negentiende eeuwse klerk
met een ganzenveer achter zijn oor. De secretarisvogel voedt
zich met slangen en andere reptielen, grote insecten, kleine
zoogdieren, jonge vogels en eieren. Hij doodt slangen door ze
met zijn sterke poten en vleugels dood te slaan.