Rubriek : De
mens - algemeen
De volksverhuizingen
De
verovering van Galli� door Julius
Caesar heeft de opmars van de Germaanse volkeren in
zuidwestelijke richting ongeveer vier eeuwen lang gestuit. De
Romeinen waren zich steeds bewust van het dreigende gevaar van
de kant van de Germanen. Ze waren de komst van de Kimbren en
Teutonen, tegen wie Gajus Marius tenslotte met succes was
opgetreden, nog niet vergeten. Daarom bouwden ze langs de Rijn,
'die de grens vormde', een reeks vestingen (zie foto). Zo
trokken ze van de Rijn tot de Donau een lange muur op, en langs
de Donau zetten ze hun verdedigingswerken voort. Vlooteenheden
bewaakten de kusten van het Romeinse Brittanni� tegen aanvallen
van overzee van de kustvolken uit Noord-Nederland,
Noord-Duitsland en Denemarken. Sommige Germaanse stammen kregen
toestemming zich binnen de grenzen van het Romeinse Rijk te
vestigen. Ze werden dan ingeschakeld bij het terugslaan van de
andere Germaanse stammen, die op hun beurt wilden binnendringen.
Een soortgelijke politiek werd ook in het oostelijk deel van het
Romeinse Rijk toegepast. In het westelijke deel van het Romeinse
Rijk dreigde de situatie echter uit de hand te lopen toen de
Hunnen, een Mongools ruitervolk uit Midden-Azi�, over de Wolga
kwamen opzetten. In Zuid-Rusland hadden zich namelijk ook
Germaanse volken gevestigd, die uit Gotland en Zuid-Zweden
afkomstig waren. Een deel van die Germanen, de Oost-Goten, werd
door de Hunnen onderworpen. Een ander deel, de West-Goten, trok
weg en kreeg van de Romeinse keizer nieuwe woonplaatsen
toegewezen in het tegenwoordige Bulgarije. De Romeinse
ambtenaren onderdrukten echter de West-Goten. Die kwamen
hiertegen in opstand en versloegen keizer Valens in de Slag bij
Adrianopel, in 378 na Christus. Toen kregen de West-Goten nieuwe
woonplaatsen en ze bleven voorlopig rustig. Enige tijd later
kwamen ze echter weer in beweging, want hun aanvoerder Alarik
wilde een eigen koninkrijk stichten. Ze rukten Itali� binnen en
plunderden in het jaar 410 zelfs Rome.
Om Itali� tegen het dreigende Gotische gevaar te verdedigen,
waren vele Romeinse troepen uit de noordelijke provincies
weggehaald. Maar daarmee was natuurlijk het hek van de dam. Door
niets of niemand tegen gehouden, stroomde de Germaanse stammen
het Romeinse Rijk binnen. Ze waren op zoek naar land en naar de
zon. Her en der stichtten ze hun rijken. De West-Goten kregen zo
ten zuiden van de Loire hun rijk en de Bourgondi�rs hadden hun
rijk in Oost-Frankrijk. De Vandalen veroverden eerst Spanje,
maar daar bleven ze niet. Ze staken in 429 naar Noord-Afrika
over en vestigden zich in de buurt van het vroegere Carthago. De
Franken vestigden zich in Noord-Frankrijk en de Alemannen in de
Midden-Rijnstreken.
Het Westromeinse Rijk was evenwel nog slechts een schijn van wat
het ooit geweest was. Al was er nog wel een keizer, het rijk was
ineengeschrompeld tot Itali� en zelfs daar waren eigenlijk de
Germanen de baas. De aanval van de Vandalen vanuit Noord-Afrika
op Rome en de daaropvolgende plundering van Rome, de 'Eeuwige
Stad', toonden duidelijk aan hoe droevig het met de macht van
Rome gesteld was. De Germaanse vorsten in Itali� zetten de
keizers naar believen af en stelden nieuwe aan. In 475 maakt de
Germaan Orestes zijn zoontje Romulus Augustus keizer. Men noemde
hem spottend Augustulus, wat Augustusje betekent. Het jaar
daarop zette de Germaanse legeraanvoerder Odoaker de jongen al
weer af en noemde zichzelf koning der Germanen in Itali�.
Daarmee was het Westromeinse Rijk roemloos ten onder gegaan.
Het Oostromeinse Rijk daarentegen, met Constantinopel (Byzantium)
als hoofdstad, bleef nog zo'n duizend jaar bestaan. In die tijd
beleefde het Oostromeinse Rijk perioden van grote bloei, maar
ook tijden van ernstig verval. Tenslotte werd ook het
Oostromeinse Rijk steeds kleiner, totdat het alleen nog maar uit
Byzantium bestond. Deze stad werd in 1453 door de Turken
ingenomen. Toen bestond er helemaal geen Romeins Rijk meer.
Over de ondergang van het machtige Romeinse Rijk zijn al heel
wat boeken geschreven en er bestaan zeker tien theorie�n over de
oorzaak ervan. In de negentiende eeuw beweerde men - wat ook nu
nog wel wordt verkondigd - dat het Romeinse Rijk ten onder was
gegaan aan zedelijk verval. Verfijnde luxe en ongehoord
zinsgenot zouden de Romeinen week, verwijfd en slap hebben
gemaakt. Maar de werkelijke oorzaken moeten uiteindelijk toch
dieper worden gezocht.
De omvang van het rijk was zodanig geworden, dat het moeilijk
meer als ��n geheel te besturen was. Bovendien moest men
rekening houden met de uiteenlopende zeden en gewoonten van de
talloze volkeren binnen de grenzen. Daarom besloot men tot
decentralisatie. Dat wil zeggen : men verdeelde de landen in
districten en gaf elke districtsbestuurder afzonderlijk de zorg
voor het innen van de belasting, het onderhoud van de wegen en
de andere openbare voorzieningen.
Hetzelfde gebeurde met de steden. Dit werkte een tijd lang goed,
maar het bevorderde in laatste instantie niet de eenheid. Daarom
keerde iemand als keizer Diocletianus terug naar een almachtige
staat, waarbij hij steunde op een uitgebreid ambtenarenapparaat
en op het leger. Bovendien verdeelde hij het rijk in onderdelen,
met medekeizers aan het hoofd. Soldaten en ambtenaren gingen op
de duur echter steeds meer geld kosten en de belastingsdruk werd
tenslotte bijna ondraaglijk. De boeren mochten niet meer van hun
grond weg, terwijl allerlei andere beroepen erfelijk werden. Het
hele economische leven verstarde daardoor en kreeg een
troosteloos aanzien. Dit economisch verval moet eigenlijk wel
als ��n van de hoofdoorzaken van de ondergang van het
Westromeinse Rijk gezien worden.