Voorjaarspronkridder
Calocybe gambosa
Kenmerkend voor deze soort zijn de lichte kleur,
de dicht opeenstaande plaatjes, de meelgeur en
de vroege bloei. De hoed is vier tot tien cm
breed, aanvankelijk hoog bolrond en later licht
bolrond; hij wordt met het verouderen plat of
golvend. Hij is zeer vlezig, droog, stevig en
heeft een glad en onbehaard oppervlak. Totdat de
paddestoel volgroeid is, heeft de hoed een
omgekrulde rand. Kleur : wittig tot cr�mekleurig
en meestal met een licht okerkleurige tot
bruinachtige tint. De plaatjes zijn laag, zeer
dicht opeenstaand, dun, wittig of roomwit en
worden met het verouderen okerkleurig. De steel
is vier tot acht cm lang en ��n tot drie cm dik;
bij uitzondering is hij wel eens langer en
dunner. Hij is meestal cilindrisch, stevig, vol
tot gevuld bij oude exemplaren, en heeft een
droog oppervlak. Bij jonge exemplaren is de
steel bovenaan fijngepoederd, onderaan is hij
ietwat vezelig of glad; hij is meestal wittig
met een vleugje geel. Het vlees is stevig, vrij
hard, maar sappig, wittig en het verandert op
een breukvlak niet van kleur. Het ruikt niet
alleen duidelijk naar meel of verse komkommer,
het smaakt ook zo.
Deze paddestoel groeit in groepjes of in kringen
op grazige plekken; in weilanden en tuinen,
langs bosranden, aan de rand van akkers, in
wegbermen, maar ook in dunne bossen en onder
kreupelhout. Op lage hoogte verschijnen de
vruchtlichamen al in april en mei; hoger, waar
het veel kouder is, meestal in juni of juli. U
vindt ze van het laagland tot in de bergen. Op
sommige groeiplaatsen kunnen ze zeer talrijk
zijn. Deze paddestoel heeft een voorkeur voor
verse grond die rijk aan calcium is. Alhoewel
hij zich niet beperkt tot bepaalde boomsoorten
of struiken, groeit hij meestal in de nabijheid
van bepaalde bomen, zoals de meidoorn. Hij heeft
de neiging honkvast te zijn, zodat u hem soms
wel meer dan tien jaar achtereen op dezelfde
plaats kunt vinden.
Hij is eetbaar, zeer smakelijk en leent zich
voor verschillende bereidingswijzen.
|