Rubriek : De
mens -
geschiedenis
Tien jaar van wantrouwen en
optimisme
De jaren vlak na de
Eerste Wereldoorlog waren voor Duitsland bijzonder moeilijk. De
teleurstelling over de nederlaag werd nog versterkt door het
grote gebrek aan de noodzakelijke levensbehoeften. De grote
aantallen gedemobiliseerde soldaten konden geen werk vinden. Ze
gingen de straat op, marcheerden mee in demonstraties en
organiseerden zich in allerlei kleine en grotere bonden van
oud-strijders. De voorlopige regering van Sociaal-Democraten,
die onder leiding van Ebert gevormd was, zag zich al direct
geplaatst voor de dreiging van een communistische revolutie.
Overal werden 'Arsol-raden' gevormd, raden van arbeiders en
soldaten, naar het voorbeeld van de sowjets in Rusland. Om dit
gevaar te bezweren, maakte Ebert zeer geheime afspraken met de
hoogste legerleiding. Die zou de voorlopige regering steunen,
mits er geen socialistische maatregelen genomen zouden worden.
Toen de zeer linkse Spartakusbund op 6 januari 1919 in Berlijn
een opstand begon, werd deze met harde hand door het leger
neergeslagen. Op 15 januari was de revolutie mislukt.
In diezelfde maand kwam in Weimar de Nationale Vergadering
bijeen, die een nieuwe grondwet voor het republikeinse Duitsland
moest opstellen. Daarin werd algemeen en direct kiesrecht
opgenomen voor de president en voor de volksvertegenwoordiging.
De volksvertegenwoordiging werd nog altijd Rijksdag genoemd,
hoewel er eigenlijk geen Rijk meer was, en de eerste minister
bleef Rijkskanselier heten.
Nadat het Vredesverdrag van Versailles getekend was, zag
Duitsland zich in een volslagen ge�soleerde positie geplaatst.
Omdat de Sowjetunie ook vrijwel nog geen erkenning in de wereld
had gevonden, zochten beide landen toenadering tot elkaar. In
1922 sloten ze het Verdrag van Rapallo. Daarbij erkende
Duitsland de Sowjetunie en werden de wederzijdse verplichtingen
opgeheven. In een geheim aanhangsel werd bovendien nog bepaald,
dat Duitse officieren het Rode Leger zouden helpen organiseren.
Op hun beurt zouden dan Duitse militairen met het modernste
oorlogsmaterieel, zoals tankes en vliegtuigen, mogen oefenen.
Aldus ontdoken de Duitsers een deel van de militaire bepalingen
van het Verdrag van Versailles.
Voor Frankrijk was het Verdrag van Rapallo wel een
teleurstelling. Want al wist Frankrijk niets van de militaire
afspraken, Rusland was voor de Eerste Wereldoorlog een hoeksteen
geweest in het verbond tegen Duitsland. Frankrijk voelde zich
ook al niet erg meer gesteund door Groot-Brittanni�, terwijl de
Verenigde Staten zich geheel en al uit de wereldpolitiek schenen
te hebben terug getrokken. Met des te meer nadruk eiste
Frankrijk dat Duitsland de herstelbetalingen ter waarde van twee
miljard goudmark per jaar zou voldoen. Duitsland was daar echter
beslist niet toe in staat en vroeg uitstel. Dit vatte Frankrijk
op als onwil en daarom ging het in januari 1923 over tot een
militaire bezetting van het Ruhrgebied. Op die manier hoopten de
Fransen de leveranties in natura in ieder geval af te dwingen.
De Duitsers waren over deze handelswijze ontzet, en zelfs de
regering raadde de arbeiders aan maar niet meer te werken.
Groot-Brittanni� en de andere landen, behalve Belgi�, hielden
zich buiten de hele kwestie. De Verenigde Staten gingen er zelfs
toe over hun troepen uit het Rijnland terug te trekken.
Frankrijk trok zich er echter niets van aan en liet Franse
arbeiders in de kolenmijnen van het Ruhrgebied werken. De Duitse
mark zakte intussen razendsnel in waarde. Voor de eenvoudigste
levensbehoeften moesten de Duitsers al spoedig met tassen en
manden vol papiergeld naar de winkels.
De totale economische ineenstorting van Duitsland maakte niet
alleen verdere herstelbetalingen onmogelijk, maar ze bedreigde
ook de wereldeconomie. Daarom werd er in 1924 een commissie
gevormd onder leiding van de Amerikaan Dawes. Het plan was eerst
Duitsland weer op de been te helpen. Dan immers kon er weer aan
herstelbetalingen gedacht worden. Daarom kreeg Duitsland een
lening van acht miljoen goudmark en uitstel van betaling. Op een
conferentie in Londen aanvaardden Duitsland en Frankrijk het
plan-Dawes. In 1925 ontruimden de Franse troepen het Ruhrgebied.
Het
aanvaarden van het plan-Dawes was zeker mede te danken aan de
Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Gustav Stresemann. Diens
uitgangspunt was dat Duitsland internationaal gezien alleen zijn
belangrijke positie zou kunnen herwinnen als het voorlopig zo
stipt mogelijk de bepalingen van het Verdrag van Versailles zou
naleven. Deze politiek werd de Erf�llungspolitik, de
Afwikkelingspolitiek, genoemd. In Frankrijk was Aristide Briand,
die eerste minister of minister van Buitenlandse Zaken was en
soms beide functies tegelijk vervulde, begonnen toenadering tot
Duitsland te zoeken. Omdat hij naar vrede en verzoening
streefde, kreeg hij de bijnaam La Paix (de vrede). Zo kwamen
Duitsland, Frankrijk en Belgi�, met medewerking van
Groot-Brittanni�, in 1925 tot het Rijnpact. Hierbij werd
afgesproken dat de deelnemers aan het pact elkaars grenzen
zouden eerbiedigen. Stresemann gaf hierdoor te kennen dat
Duitsland geen wraak-oorlog meer wilde beginnen. De toekomst
begon er voor Europa weer wat rooskleuriger uit te zien. En die
toekomst scheen nog beter te worden door de Verdragen van
Locarno, die tussen de mogendheden van West-Europa gesloten
werden. Nederland, Denemarken, Noorwegen en Zweden deden niet
mee. Geschillen zouden worden bijgelegd door overleg en
scheidsrechterlijke beslissingen.
(foto : Mussolini kort na zijn benoeming als minister-president)