| 
												 
													Waterbok 
															Groep : op het land levende
																zoogdieren 
															 
														
														
															 De
															waterbok is het grootste lid van het geslacht
															Kobus. Deze grote antilope heeft een enorme
															dorst en zou al snel uitdrogen als hij niet
															geregeld kon drinken. Daarom leeft hij bij
															voorkeur in bosland of op grasvlaktes dicht bij
															een rivier of meer. Ondanks zijn naam gaat de
															waterbok echter alleen te water als het nodig is
															om roofdieren af te schudden. Zijn
															karakteristieke ruige vacht bevat een bijtende,
															olieachtige substantie die hem waterafstotend
															maakt. 
															Deze grote, sociale antilopen zijn territoriaal
															ingesteld en leven graag vlak bij water.
															Waterbokken migreren niet graag. Hun favoriete
															leefgebieden zijn nu eenmaal niet eenvoudig te
															vinden. Oude mannetjes leven vaak het hele jaar
															alleen in een klein territorium met toegang tot
															de oever van een rivier of meer. Vanaf jonge
															leeftijd vormen jonge mannetjes
															vrijgezellenkuddes. Vechten is er normaal, en er
															is een pikorde, gebaseerd op grootte, leeftijd
															en kracht. Oudere mannetjes met langere horens
															maken de dienst uit. Ze zwerven vrijelijk door
															de territoria van de andere mannetjes. Vanaf een
															zes jaar beginnen mannetjes zich voort te
															planten. Vrouwtjes met jongen van nog geen jaar
															oud, vormen losse groepen van tien of meer
															dieren. 
															De afhankelijkheid van rivier en meren maakt de
															waterbok minder flexibel dan andere
															savannegrazers als hij zich gedwongen ziet weg
															te trekken. Iedere verstoring, zoals het
															oprukken van de mens of vervuiling, kan een
															lokale populatie uitroeien. Maar de teloorgang
															van het leefgebied is de voornaamste bedreiging
															van de soort. Stropers trekken eveneens een
															zware wissel op een totale populatie van naar
															schatting 200.000 dieren. Men probeert
															populaties op te zetten in gevangenschap,
															aangezien het dier in trek is bij dierentuinen.
															Tegenwoordig leven tweederde van de waterbokken
															in beschermde gebieden. 
															Er is geen vaste paartijd, hoewel sommige
															populaties paren als de regent komt. Een
															vrouwtjeswaterbok is slechts ��n tot twee dagen
															per jaar vruchtbaar. Ze toont haar
															paringsbereidheid door een hoge rug op te
															zetten. Het mannetje weet wanneer ze vruchtbaar
															is, door aan haar urine te snuiven. Negen
															maanden na de paring werpt ze een jong, dat ze
															drie tot vier keer per dag zoogt. Het jong is
															dan erg kwetsbaar en valt vaak ten prooi aan een
															roofdier. Na een paar weken voegt het jong zich
															bij de groep van de moeder. Na zes tot negen
															maanden is het gespeend. Vervolgens jaagt de
															moeder haar jong weg. 
															Als hij niet eet, brengt de waterbok de tijd
															door met rusten en herkauwen. Hij eet
															voornamelijk grassen, zowel verse jonge scheuten
															als volwassen pollen. Ook eet hij bies en riet
															dat aan meeroevers of in drassige gebieden
															groeit, en knabbelt hij aan boombladeren,
															zaadhulzen en vruchten.
														
													
											  |