W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : De mens -
geschiedenis

Het vraagstuk van de wereldbevolking

In 1798 verscheen er in Engeland een boek dat de grondslag heeft gelegd voor de bevolkingsleer. Het was geschreven door Thomas Robert Malthus (1766-1834) en had als titel Een Verhandeling over de Bevolking. Malthus gaf in zijn boek uitdrukking aan zijn bezorgdheid over de in zijn tijd zeer snel groeiende bevolking. Hij wees optimistische toekomstverwachtingen van de hand. Volgens hem heeft de bevolking de neiging veel sneller te groeien dan de bestaansmiddelen.
Zonder 'tegenslag' zou de bevolking zelfs iedere 25 jaar verdubbelen. De groei van de voedselproductie zou daar steeds verder bij achterblijven. Tenslotte zouden hongersnoden het gevolg zijn. Maar, zo stelde Malthus, er zijn drie factoren die de bevolkingsgroei afremmen : ondeugd, ellende en zelfbeheersing. Onder ondeugd verstond hij het toepassen van geboortebeperkende middelen. De ellende bestond uit oorlogen, epidemie�n en andere rampen. De laatste remmende factor was meer een aanbeveling van Malthus. De mensen moesten hun seksualiteit beteugelen en op late leeftijd trouwen. Hun kindertal zou dan vanzelf niet groot kunnen worden. In feite is dit de enige niet-realistische stelling uit het hele boek. Want men heeft Malthus later een zwartkijker genoemd en daarbij gewezen op het feit dat de bevolking in West-Europa helemaal niet meer groeide. Maar daar was juist de remmende factor opgetreden die Malthus als ondeugd heeft vermeld : geboortebeperkende middelen. Bekijkt men de vooruitzichten van de totale wereldbevolking, dan ziet de toekomst er inderdaad niet zo best uit. De landen van de Derde Wereld leven, om opnieuw een term van Malthus te gebruiken, op de grens van hun bestaansminimum. Dat wil zeggen dat er maar iets hoeft mis te gaan en er breekt een hongersnood uit. Hulp uit rijke landen verschuift het probleem slechts. Want meer voedsel in de landen van de Derde Wereld betekent bijna automatisch dat er ook meer kinderen zullen komen. Kinderrijkdom wordt er beschouwd als een zegen en een verzekering voor de oude dag. Wanneer in een Derde Wereld-land betere landbouwmethoden worden ingevoerd en de productie bijvoorbeeld met vijf procent wordt verhoogd, dan zal dat prompt gevolgd worden door een bevolkingsgroei van meer dan vijf procent. Zo gaat het land niet vooruit, maar juist steeds maar achteruit. Ook in andere opzichten kunnen hulpprogramma's uit de rijke landen verkeerd uitpakken. Zo heeft men in India een nieuw gekweekt voedselgewas met zeer hoge opbrengst ingevoerd. De arme boeren beloofde men gouden bergen. Er werd echter over het hoofd gezien dat dit nieuwe gewas alleen kon groeien indien bepaalde chemische middelen aan de grond werden toegevoegd. Die waren niet beschikbaar, met als gevolg een totale misoogst. Het zaaigoed van de oude gewassen was intussen opgegeten, zodat de arme boeren met de hongerdood werden bedreigd.
Zo was het ontbossen op grote schaal in de Derde Wereld om er landbouwgronden van te maken, ook niet altijd even geslaagd. Droogte en verwering van de bodem waren daar vaak het gevolg van. Een de beschikbare hoeveelheid landbouwgrond op de hele wereld neemt toch al voortdurend af. De woestijnen rukken op en daar is de mens voor een groot deel zelf schuldig aan, overigens niet alleen door de directe ontbossing. Nog altijd hebben vele volkeren die in steppe-achtige gebieden leven, kudden geiten en schapen. Deze dieren vreten alles kaal, ook de planten en struiken die het opdringen van de woestijn verhinderen.
Twee landen die hun bevolkingsgroei bewust trachten af te remmen, zijn India en China. In beide landen probeert men op grote schaal geboortebeperking in te voeren. Maar met name in India is dat heel moeilijk. In de eerste plaats wonen er vele verschillende volkeren, die alle hun eigen taal en gewoonten hebben. In de tweede plaats is het een land met een democratisch staatsbestel, zodat men de mensen niet in een bepaalde richting kan dwingen. Tenslotte is er het grote probleem van het onbegrip van de mensen zelf. Men kan de vrouwen precies laten zien op welke manier ze geboortebeperkende middelen moeten toepassen. Zijn ze echter weer thuis in hun eigen vertrouwde omgeving, dan zijn ze alles vergeten. Dat onbegrip geldt voor de mannen trouwens net zoveel. Het is voorgekomen dat de ambtenaren die belast waren met de uitvoering van het programma van de geboortebeperking, bij een controle vaststelden dat de verstrekte voorbehoedsmiddelen boven de deur waren gespijkerd. Men had ze beschouwd als een soort van tovermiddel, dat het huis voortaan tegen teveel kinderen zou beschermen.
In China, waar de communistische partij het politieke en maatschappelijke leven beheerst, kan de geboortebeperking veel beter doorgevoerd worden dan in India. De remmende factor die Malthus adviseerde, het late huwelijk, wordt door de Chinese regering bevorderd.
De Organisatie van de Verenigde Naties heeft zich uiteraard ook met het probleem van de groeiende wereldbevolking bezig gehouden. In 1962 nam de Algemene Vergadering van Verenigde Naties een resolutie aan, die wees op het grote belang van het wereldbevolkingsvraagstuk. De Economische en Sociale Raad en de Wereld Gezondheids Organisatie houden zich er eveneens mee bezig. Het standpunt van de rooms-katholieke kerk (en in dit verband moet de pauselijke encycliek Humanae Vitae - over het Menselijk Leven - van 1968 genoemd worden) staat hier lijnrecht tegenover. In 1980 wees ook paus Johannes Paulus II nog alle geboortebeperkende middelen af. Nu heeft het standpunt van de rooms-katholieke kerk in de westerse wereld weinig invloed meer, maar in Afrika en in Zuid-Amerika wel degelijk. Het aandeel van de bevolking van de rijke landen zal steeds meer teruglopen. In 1950 was daar nog meer dan de helft van de wereldbevolking aanwezig. In het jaar 2050 zal dat nog slechts zo'n dertig procent zijn. En dat terwijl de voedselproductie in de Derde Wereld na 1958 niet meer is toegenomen. Een bijkomende factor van grote betekenis is nog, dat de Sowjetunie met haar reusachtige, zeer vruchtbare landbouwgronden, met name wat de graanproductie betreft niet aan de verwachtingen voldoet. Reeds jaren moet dit land, dat ooit de graanschuur van Europa werd genoemd, miljoenen ton graan per jaar uit het westen invoeren.
Dat is een zeer negatieve post op de balans van de wereldvoedselproductie. De slechte opbrengsten in de Sowjetunie zijn voornamelijk aan twee oorzaken te wijten. De eerste is dat men vooral onder Stalin jarenlang roofbouw op de gronden heeft gepleegd. De oogsten moeten zo groot mogelijk zijn om er de snelle industrialisering van het land mee te kunnen financieren. Uitputting van de bodem was er het gevolg van. De tweede oorzaak is, dat het systeem van de geleide economie, dat wil zeggen dat iedere boer in feite ambtenaar is, de mensen niet tot grote inspanningen prikkelt. Al met al blijft het een angstig idee dat, wanneer de huidige groei van de wereldbevolking zich voortzet, de wereld in dat jaar 2000 ongeveer 7.000.000.000 mensen zal tellen en omstreeks het midden van de 21ste eeuw 13.000.000.000.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer