Rubriek :
Historische figuren
Willem Drees
Drees, Willem
(Amsterdam 5 juli 1886 - 's-Gravenhage 14 mei 1988), Nederlands
staatsman, was van 1907 tot 1919 stenograaf bij de
Staten-Generaal. Daarnaast was hij sinds 1904 een actief lid van
de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Hij had voor
deze partij zitting in de Haagse gemeenteraad (van 1919 tot 1933
was hij ook wethouder), de Provinciale Staten van Zuid-Holland
(sinds 1919) en de Tweede Kamer (sinds 1933). Hij wist in deze
colleges het volle vertrouwen van politieke tegenstanders te
winnen.
Tijdens de bezetting, waarvan hij ��n jaar als gijzelaar te
Buchenwald doorbracht, was hij illegaal werkzaam. Hij had o.a.
zitting in het college van Vertrouwensmannen. Na de bevrijding
stelde Drees zich mede aan het hoofd van de politieke
vernieuwingsbeweging, waaruit de Partij van de Arbeid voortkwam.
Samen met Willem Schermerhorn formeerde hij in juni 1945 het
kabinet van herstel en vernieuwing. Hierin werd hij minister van
Sociale Zaken, een functie die hij behield in het in 1946
opgetreden eerste kabinet-Beel, een coalitie van KVP en PvdA. In
1947 bracht hij de Noodwet Ouderdomsvoorziening, voorloper van
de AOW, tot stand, wat hem een ongekende populariteit bezorgde (
'trekken van Drees', 'vadertje Drees').
Toen de katholiek Van Schaik in 1948 een kabinet op brede basis
vormde, trad Drees als minister-president en minister van
Algemene Zaken op. In hetzelfde jaar verleende de Economische
Hogeschool te Rotterdam hem het eredoctoraat in de economische
wetenschappen. In aug.-nov. 1949 was Drees voorzitter van de
Ronde-Tafelconferentie te 's-Gravenhage. Deze regelde, na twee
politionele acties in de voorgaande jaren, die Drees en zijn
partij in grote gewetensnood hadden gebracht, de
soevereiniteitsoverdracht van Indi�.
Na een kabinetscrisis trad Drees in maart 1951 opnieuw aan het
hoofd van een kabinet, evenals in sept. 1952 na de
Tweede-Kamerverkiezingen van dat jaar. Na een voor de PvdA zeer
gunstige verkiezingsuitslag formeerde hij in 1956 een kabinet,
dat echter 11 dec. 1958 over een belastingkwestie kwam te
vallen.
Drees heeft, samen met de leider van de KVP, Carl Paul Maria
Romme, de rooms-rode samenwerking, ingebed in een brede basis,
zo lang mogelijk verdedigd als noodzakelijk voor de wederopbouw
van het land en voor de uitbouw van het sociale
zekerheidsstelsel. Op beide terreinen zijn tijdens Drees'
langdurig premierschap belangrijke grondslagen gelegd, waarop in
de jaren tachtig de welvaartstaat kon worden gegrondvest.
Na de breuk in 1958 werd Drees minister van Staat en trok hij
zich uit het politieke leven terug, al verleende hij bij latere
kabinetsformaties nog herhaaldelijk bemiddeling. In 1971 trad
hij uit de PvdA; hij kon zich niet verenigen met de
radicalisering die de partij onder invloed van Nieuw Links
doormaakte.