De
witsnuitdolfijn
De
witsnuitdolfijn of Lagenorhynchus albirostris.
Grootte : lichaamslengte twee en een halve tot
drie meter en gewicht tot 270 kg. Uiterlijk :
een grote, stevig gebouwde dolfijn, donkergrijs
tot zwart op de rug met een lichte
geelachtiggrijze vlek achter de grote rugvin en
een grijze streep langs beide zijden. Witte
snuit, bovenlip en kin, overgaand in een
lichtgrijze borst en buik. Ongeveer 25 puntige
tandjes in elke kaakhelft.
Verspreidingsgebied : koele kustwateren en
wateren vlak onder de kust en in het noorden van
de Atlantische Oceaan, van Nieuw-Engeland tot
Ijsland en westelijk Europa, in de zomer tot in
de koude wateren bij Groenland.
Sinds 1851 zijn van deze soort ongeveer veertig
strandingen op de Nederlandse kust bekend
geworden, de laatste in 1982. Van de Belgische
kust met zekerheid slechts ��n enkele stranding
bekend.
Het is een soort die de beroepsvissers van de
Noordatlantische Oceaan goed kennen - de vrij
hoge, achterwaarts gebogen rugvin en de witte
snuit zijn onmiskenbaar. Gewoonlijk worden ze
gezien in kleine groepen van vijf tot tien, soms
in scholen van wel duizend tot 1500 individuen
en ook samen met andere soorten.
Witsnuitdolfijnen voeden zich met aan de
oppervlakte levende vis, inktvis, schaaldieren
en andere ongewervelde dieren uit ondiep water.
|