Witstaarthert
Groep : op het land levende
zoogdieren
Het
Odocoileus-geslacht kent twee soorten : het
witstaarthert en het zwartstaarthert. Het
witstaarthert is constant op zijn hoede in zijn
Noord-Amerikaanse leefgebied, en is om te
overleven afhankelijk van zijn vermogen om
gevaar tijdig te bespeuren en te vluchten.
Terwijl hij zoekt naar voedsel of uitrust in
dichte vegetatie, lijkt het witstaarthert
ontspannen, maar hij is in werkelijkheid altijd
op zijn hoede. Gelukkig kan hij zo hard rennen
dat hij zelfs voor de meest hongerige vijand een
lastige prooi is.
Witstaartherten brengen de meeste tijd door met
grazen en eten, en leven in kleine groepen in
leefgebieden met dikke vegetatie, die voedsel en
beschutting biedt. Ze leven in familiegroepen
die bestaan uit een volwassen vrouwtje en
verschillende jongen van uiteenlopende
leeftijden. Ze doen allemaal hun best om over de
rest van de groep te waken. Volwassen mannetjes
leiden een afgezonderd bestaan, hoewel ze zo nu
en dan kleine groepen vormen waar een dominante
bok de andere leden onder controle heeft door
intimiderend te staren en felle achtervolgingen
in te zetten. In de winter komen kleine groepen
bij elkaar en leven samen in gebieden met goede
beschutting en voldoende voedsel. Herten van
beide seksen en allerlei leeftijden komen bij
elkaar, om met zijn allen sterk te staan
tegenover roofdieren, zoals wolven.
De paartijd kan een gewelddadige strijd zijn
voor het witstaarthert. Mannetjes vechten met
elkaar om het recht te paren met de beschikbare
vrouwtjes. Ze wrijven hun geurklieren tegen de
vegetatie en plassen in holtes onder bosjes en
bomen om vrouwtjes aan te trekken en andere
mannetjes af te schrikken. Er breken vaak
gevechten uit tussen twee mannetjes die elkaar
aanvallen, waarbij hun zware geweien verstrikt
raken en ze proberen om de ander weg te duwen.
Een zegevierend mannetje blijft bij een vrouwtje
tot ze bereid is te paren, maar gaat kort na de
paring weer weg. Pasgeboren jongen kunnen na een
paar uur staan, en rennen na drie weken. Jonge
vrouwtjes blijven twee jaar of langer bij hun
moeder.
Deze herten eten 's morgens rond de dageraad en
dan weer in de avond, tot aan de nacht. Hun
voedsel bestaat uit verschillende soorten
vegetatie. De herten die in de oostelijke bossen
wonen eten vooral gras, onkruid, paddestoelen en
ook de knoppen en twijgen van bomen zoals de
esdoorn, populier en berk. In strengere
omstandigheden overleven witstaartherten op
stugge planten, zoals stekelige cactusvijgen en
yucca. Tijdens de wintermaanden, als het
moeilijk is om voedsel te vinden, eten herten de
twijgen en bladeren van coniferen.
Deze herten zijn ook sterke zwemmers, en ze
springen soms in rivieren en meren om aan gevaar
te ontsnappen. Ze beschermen hun jongen fel en
houden ze de eerste levensmaand verborgen. Ze
keren dan enkel om de vier uur terug om ze te
voeden.
|