Woestijnkat
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
kleine woestijnkat, die nauwelijks afsteekt
tegen zijn zanderige leefgebied, is ��n van de
geheimzinnigste zoogdieren van de wereld. Het
grootste deel van de dag zit hij onder de grond.
In het maanlicht sluipt hij rond in zijn
Afrikaanse of Aziatische woonomgeving, speurend
naar prooi. Zijn zachte voetzolen laten vage
sporen achter, die snel uitgewist worden door de
wind. Bij het ochtendgloren is hij weer van de
aardbodem verdwenen.
Omdat de woestijnkat zo bedreven is in de jacht
op knaagdieren, kan hij zich in leven houden in
��n van de meest onherbergzame streken van de
wereld. In de Sahara kan de temperatuur vlak
boven het zand oplopen tot vijftig graden
Celsius. Om in deze verzengende hitte zo min
mogelijk vocht te verliezen met zweten, brengt
de kat de heetste dagen in een hol door. Op
koelere dagen komt hij soms tevoorschijn en gaat
hij op zijn rug liggen om warmte kwijt te raken.
In de avondschemering verlaat hij zijn hol, na
spiedend rondgekeken te hebben, om op jacht te
gaan. Hij legt soms wel vijf tot acht kilometer
af, voordat hij bij zonsopgang een andere
schuilplaats zoekt. In het verspreidingsgebied
van de woestijnkat kan het ook erg koud zijn. In
vriesnachten is het wollige onderhaar van de
vacht geen overbodige luxe.
Tijdens de bronst, die in Pakistan van juli tot
augustus en in de Sahara van november tot
februari duurt, komt het scherpe gehoor van deze
kat goed van pas. De kater laat een schril
geluid horen, een soort geblaf, dat verbazend
ver draagt door de droge woestijnlucht. Het
vrouwtje weet dan precies waar hij is en wat hij
wil. Ongeveer twee maanden na de paring werpt
het vrouwtje haar jongen in een hol. Pasgeboren
katjes zijn 19 cm lang en wegen ongeveer 39
gram. De strepen en vlekken op hun vacht
vervagen snel. Ze groeien vlug. Na twaalf tot
zestien dagen gaan hun ogen open en binnen de
drie weken kunnen ze lopen. Na vijf weken graven
ze al in het zand. Binnen zes tot acht maanden
zijn ze zelfstandig.
Zonder zijn grote oren zou de woestijnkat
waarschijnlijk nooit het geritsel van zijn
voornaamste prooi horen. Dat zijn knaagdiertjes
als de woestijnspringmuis, die vooral tijdens de
nacht en in de vroege ochtend actief zijn. De
kat gaat zowel op zijn gehoor als op wat hij
ziet af om ze te vangen. Slangen en hagedissen,
waaronder giftige hoorn- en zandadders, vangt de
woestijnkat ook, net als insecten en spinnen. Al
het vocht dat hij nodig heeft, haalt hij uit
zijn prooi.
Woestijnkatten zijn waarschijnlijk nooit echt
talrijk geweest. In de jaren zestig van de
vorige eeuw is de populatie toch achteruit
gegaan, toen ze veel werden gevangen voor de
handel in huisdieren. E�n Pakistaanse
ondersoort wordt als bedreigd beschouwd.
|