| 
												 
													
														De
															woestijnsprinkhaan
													
													 
															 
														
													
													
														 Orde
														: Orthoptera - familie : Catantopidae - geslacht
														: Schistocerca en soort : Schistocerca gregaria.
														De woestijnsprinkhaan behoort tot de suborde van
														kort-vleugelige sprinkhanen (Caelifera) die
														duizenden soorten kent. 
														Generatie na generatie leven woestijnsprinkhanen
														onberispelijk in de droge graslanden van Afrika
														en Azi�. Maar soms zorgen geschikte
														omstandigheden zoals regen ervoor dat deze
														insecten in zulke grote aantallen broeden, dat
														ze met enorme zwermen in de lucht vliegen, en
														iedere plant op hun pad of zelfs hele gewassen
														opvreten. 
														Tijdens koele uren rust de woestijnsprinkhaan op
														de grond of op een grasspriet. Bij zonsopgang
														draait hij zich naar de opkomende zon. Na
														ongeveer twee uur zonnebaden springt en fladdert
														hij de rest van de dag van plant naar plant op
														zoek naar voedsel. Met tussenpozen tsjirpt hij
														door de getande randen aan de binnenkant van
														zijn grote springpoten langs een rasp op iedere
														voorvleugel te wrijven. Hij varieert het ritme
														geraffineerd, afhankelijk van wat hij doet. Net
														voordat hij springt, tsjirpt hij een
														springmelodie. Tegen het einde van de dag
														tsjirpt het mannetje om een vrouwtje aan te
														trekken, terwijl een rivaliserende melodie
														waarschuwt tegen ieder ander mannetje dat te
														dicht komt. Wanneer er een vrouwtje in zich
														komt, maakt hij het met een andere melodie het
														hof. 
														Na het paren duwt de vrouwtjessprinkhaan de punt
														van haar achterlijf in de grond en legt een
														broedsel van dertig tot honderd eieren. Ze dicht
														het gat met wit schuim dat lucht doorlaat,
														terwijl het haar eieren nat houdt en beschermt
														tegen mieren en vogels. Ze loopt door en
														herhaalt het proces, en legt zo wel tien
														broedsels. De pop (jong) heeft een zachte huid
														die hard wordt en zijn lijf omsluit. Bij een
														bepaalde grootte breekt het omhulsel en ontstaat
														er een nieuw. Een sprinkhaan vervelt wel vijf
														keer tijdens zijn ontwikkeling. Pas bij de
														laatste vervelling zijn de vleugels genoeg
														ontwikkeld om te vliegen. 
														In tegenstelling tot de meeste insecten, zweet
														de woestijnsprinkhaan om relatief koel te
														blijven zelfs in de middagzon. Maar door te
														zweten verliest het dier lichaamsvocht, wat hij
														moet vervangen door constant te eten. Wanneer
														het dus mogelijk is kauwt hij op verste
														stengels, bladeren, bloemen en fruit, tot groot
														jolijt van veel boeren. Insecten die niet kunnen
														zweten, kunnen dagenlang zonder voedsel. Zelfs
														in tijden van droogte kan deze sprinkhaan
														overleven. 
														Overbevolking veroorzaakt een verandering bij
														deze gewoonlijk solitaire insecten. Ze leggen
														eieren waar donkerder poppen uit komen. Deze
														veranderen in socialere sprinkhanen waarvan de
														nakomelingen trekken. Deze generatie gaat in
														gigantische zwermen van biljoenen insecten
														kilometers afleggen. Wanneer deze zwerm groen
														waarneemt vreten de sprinkhanen binnen een paar
														uur hele velden kaal, waarna ze verder trekken.
													
											  |