De
zadelbekooievaar
Orde
: Ciconiiformes - familie : Ciconiidae -
geslacht : Ephippiorhynchus en soort E.
senegalensis. Van de 19 soorten ooievaars op de
wereld zijn de even grote zwartnekooievaar uit
Zuid-Azi� en Australi�, en de jabiru uit Midden-
en Zuid-Amerika het meest verwant.
De langpotige zadelbekooievaar, ��n van de
grootste vogels van Afrika, kan met een enkele
stap meer dan een meter overbruggen. De
gevederde gigant waadt sierlijk door het ondiepe
water van meren en rivieren om met zijn
veelkleurige snavel prooien te verschalken.
Passerende vissen en waterdieren maken weinig
kansen tegen de bliksemsnelle aanval van deze
machtige vogel.
Deze ooievaar blijft bijna zijn hele leven in
hetzelfde gebied, dat ongeveer tien vierkante
kilometer kan omvatten. Hij kent de omgeving op
zijn duimpje en vliegt regelmatig heen en weer
tussen verschillende foerageergebieden en
rustplaatsen. De zadelbek leeft het grootste
deel van het jaar alleen of in paren. In het
droge seizoen, wanneer er weinig voedsel
beschikbaar is, kunnen vogels zich in kleine
groepen van zo'n twaalf exemplaren verzamelen.
Het valt voor deze enorme vogel niet mee om in
een heet klimaat koel te blijven. Om
oververhitting tegen te gaan, hijgt hij veel en
schikt hij zijn verenkleed regelmatig om de hete
buitenveren van zijn lichaam te scheiden.
Volwassen zadelbekken gooien af en toe een
snavelvol water over hun eieren en jongen.
Aan het einde van het regenseizoen of het begin
van het droge seizoen begint de balts. Het
mannetje loopt met lange passen bij zijn
vrouwtje vandaan en klappert met zijn vleugels.
Dan draait hij zich om en keert hij bij haar
terug. Daarna volgt een jojo-achtige begroeting
met de kop. Zadelbekken komen elk jaar terug op
hetzelfde nest. Ze nemen ook verlaten nesten
over van andere soorten, zoals arenden. Ze
bouwen hun nest van takken, riet en modder.
De zadelbekooievaar is een fantastische visser
en voedt zich met vissen tot wel 1,3 kg. Meestal
jaagt hij wadend door het open water of langs
het riet, waarbij hij met zijn poten de grond
afzoekt en zijn halfgeopende snavel gedeeltelijk
onder water houdt. Hij ontdekt zijn prooi
doordat deze hem aanraakt en de zadelbek grijpt
zijn prooi dan bliksemsnel. Soms stopt hij zijn
snavel herhaaldelijk in het water en grijpt hij
alles wat hij voelt. Af en toe blijft de
zadelbek stokstijf staan, geduldig wachtend op
passerende vissen.
De zadelbek kwam nooit veel voor omdat hij een
groot leefgebied nodig heeft en zeer
territoriaal is. Kenya telt nog maar zes
broedplaatsen en in heel Zuid-Afrika leven niet
meer dan vijftig vogels. Hoewel hij nu wordt
beschermd en de populatie inmiddels stabiel is,
is het behoud van een zo verspreide soort zeer
moeilijk.
|