De
zalm
De zalm of Salmo salar.
Beschrijving
Rugvin met 12-16 vinstralen, anaalvin met 10-13;
114-130 schubben op de zijlijn. Rug blauwgroen,
zilverkleurige flanken, witte buik. Lichaam met
zeer verspreide, x-vormige pigmentvlekken,
voornamelijk op en boven de zijlijn. Het
jeugdkleed en de kleur tijdens het paaien
varieert. 17-24 lange, dunne aanhangsels aan de
eerste kieuwboog. Bovenkaak reikt niet of
nauwelijks voorbij de achterrand van de ogen.
Staartwortel slank; 10-14 schubben (schuin naar
achteren geteld) tussen vetvin en zijlijn.
In 1957 werden de laatste zalmen uit de Maas en
de Rijn gemeld. Deze zogenaamde Rijnzalm paaide
in de winter in de bovenloop van de Rijn bij
Schaffhausen. Jonge zalmen blijven ��n tot twee
jaar op hun geboorteplek (parr) en trekken in
het voorjaar naar zee (smolt). Zalmen keren - na
een kort of langer verblijf in zee - terug naar
hun geboorterivier (homing) door middel van
reuk.
Veel zalmvangsten die tegenwoordig in
Nederlandse wateren worden gemeld, betreffen of
de zeeforel of zalmen afkomstig van
Scandinavische kwekerijen.
Lengte
150 cm, door de wet beschermd tot een lengte van
veertig cm.
Verspreiding
Noord-Atlantische Oceaan, Noordzee en Oostzee.
Langs de Nederlandse kust sporadisch voorkomend.
De meeste vangen exemplaren zijn afkomstig van
Scandinavische kwekerijen en zijn soms gemerkt.
De natuurlijke populatie (rijnzalm) is sinds
1957 uit het Nederlandse zoete water verdwenen.
Onder meer in Duitsland en Zwitserland wordt al
jarenlang geprobeerd een zalmpopulatie in de
Rijn terug te krijgen. Ook Nederland deed zijn
deel, maar met weinig succes. In 1984 werden in
de Rijn bij Basel 30.000 jongen zalmpjes
uitgezet, uit Zweedse zalmeitjes opgekweekt. Dit
experiment werd door een giframp in de Rijn door
het farmaceutisch concern Sandoz (1986) in Basel
verstoord. Met geld van Sandoz is door de
overheid tot 1993 een zijtak van de IJssel als
zilmrivier omgebouwd totdat in 1993 een agrari�r
op ��n dag de zalmrivier zodanig bemestte dat
van een totale mislukking kan worden gesproken.
De vraag blijft of het plan als zodanig al bij
voorbaat bestemd was om te mislukken. In
Nederland zijn sinds mensenheugenis nooit
paaiplaatsen van de zalm en van de zeeforel
geweest.
De afname en de verdwijning van migrerende
vissoorten uit de Nederlandse rivieren wordt
veroorzaakt door een complex van factoren :
- dijken sluizen blokkeren de migratieroutes
- paai- en opgroeigronden, foerageergebieden
verdwenen door het winnen van grind en zand
- overbevissing door het ontbreken van
wettelijke beperkende maatregelen
- een sterk veranderde waterhuishouding met
organische en anorganische verontreiniging
- opwarming van onze binnenwateren verlaagt de
in het water opgeloste hoeveelheid zuurstof.
|