Rubriek :
Dier - algemeen
De zeehonden van de
zuidelijke zee�n
In de bovenste vier
tot vijf meter dikke laag van de Zuidelijke Poolzee drijft de
planktonmassa. De daar levende vogels voeden zich ermee. Maar ze
zijn niet de enigen. Ook een aantal zoogdieren profiteert van
deze overvloed. Ze eten de kleine schaaldiertjes of
kreeft-achtigen zelf of ze eten de vissen en inktvissen die zich
met kreeft-achtigen voeden.
Men
vindt in de poolwateren zowel walvissen als robben. De walvis
brengt zijn hele leven in het water door. De rob moet van tijd
tot tijd aan land om zich voort te planten en te verharen. Op en
rond het kustijs van Antarctica kan men vijf soorten aantreffen.
E�n ervan is de zuidelijke zee-olifant. Hij brengt af en toe een
bezoekje aan Antarctica, maar heeft zijn hoofdverblijf op de
eilanden in de buurt, zoals bijvoorbeeld Zuid-Georgia. De enorme
zuidelijke zee-olifanten hebben in de negentiende eeuw vreselijk
geleden onder de vervolgingen van robbenjagers. Men joeg op hen
om de olie. Het lijk van een volwassen mannetje leverde soms
meer dan 350 liter olie op. De zee-olifant werd bijna uitgeroeid
om de olielampen van Europa en Amerika brandend te houden.
Sedert 1910 is de zee-olifant beschermd. Alleen op Zuid-Georgia
mag nog een beperkt aantal worden afgeschoten. Na 1910 heeft de
zee-olifant zich langzamerhand hersteld.
Er zijn vier soorten echte zeehonden die zich op het
Antarctische ijs voortplanten. Daarvan is de krabbeneter de
meest talrijke. Zijn aantal is wel eens geschat op twintig
miljoen. Dat grote aantal is te verklaren doordat de mens
nauwelijks jacht op de krabbeneter heeft gemaakt. De krabbeneter
brengt zijn jongen groot op drijvend pakijs en is daardoor
moeilijk te benaderen. Bovendien heeft zijn huid vrijwel geen
waarde, omdat die nooit gaaf is. Het is niet duidelijk hoe de
krabbeneter zijn littekens oploopt. Misschien in gevechten met
mededingers, maar het is ook mogelijk dat ze worden veroorzaakt
door de zwaardwalvis, die op de krabbeneter jaagt. De
krabbeneter nuttigt uitsluitend plankton. De puntige tanden
passen precies op elkaar. De aldus ontstane zeef houdt de
kreeft-achtigen tegen, wanneer de krabbeneter het zeewater
zijdelings uit zijn bek perst. De donkergekleurde
Weddell-zeehond gebruikt een ander menu. Hij voedt zich
hoofdzakelijk met vissen en inktvissen die rond Antarctica op de
bodem van de zee leven. Om die reden brengt de Weddell-zeehond
het grootste deel van de winter onder het ijs door. Hij maakt
gaten in het ijs om adem te kunnen halen. Hij doet dat door zijn
onderste snijtanden in het ijs vast te zetten en met zijn
boventanden cirkelvormige sneden in de ijslaag te maken. Zijn
tanden slijten er wel enorm van. De snijtanden kunnen zo
versleten raken, dat hij zijn luchtgaten niet meer open kan
houden. En dat kan zijn dood betekenen.
De Weddell-zeehond heeft grote ogen. Die heeft hij nodig om in
de duistere diepten onder het ijs te kunnen jagen en om zijn
luchtgaten terug te kunnen vinden. Onderzoekingen van
kortgeleden hebben echter aanwijzingen opgeleverd dat deze
zeehonden, net als walvissen, dolfijnen en vleermuizen, een
soort van sonarsysteem gebruiken. Een dolfijn bijvoorbeeld zendt
geluidstrillingen uit. Die trillingen worden door een voorwerp,
bijvoorbeeld een vis, teruggekaatst. De dolfijn vangt de
teruggekaatste trillingen op en weet daardoor precies waar de
vis zich bevindt. Zijn ogen heeft hij daarvoor dus niet nodig.
De Weddell-zeehond kan duiken tot diepten van zeshonderd meter
en bijna zestig minuten achter elkaar onder water blijven. Dat
hij zijn adem zo lang kan inhouden, is voor een belangrijk deel
te danken aan zijn bloed. Hij heeft verhoudingsgewijs meer bloed
dan een mens. Bovendien kan zijn bloed meer zuurstof vasthouden.
Verder wordt zijn hartslag tijdens het duiken trager, terwijl
alle niet vitale organen van de bloedstroom worden afgesneden.
Tijdens de duik krijgen alleen de allerbelangrijkste organen,
zoals de hersenen, bloed en dus zuurstof toegevoegd.
Ook de Ross-zeehond (zie foto) heeft grote ogen voor de jacht op
de zeebodem. Het is een alleen levend dier. Hij is mollig en
heeft een korte, brede kop. Hij leeft in de strook drijvend
pakijs rond Antarctica. Men heeft de Ross-zeehond maar zelden
waargenomen. Het is de zeldzaamste en tevens kleinste zeehond
uit het zuidpoolgebied. Over zijn leefgewoonten is er niet
zoveel bekend.
Het zeeluipaard is van de Antarctische zeehonden de minst
aantrekkelijke. Zijn kop lijkt op die van een reptiel. Hij heeft
een slank, gevlekt lichaam en tanden met scherpe punten. Het
zeeluipaard voedt zich hoofdzakelijk met vis en inktvis. Maar
hij jaagt ook op warmbloedige dieren. Zijn voornaamste
slachtoffer is de pingu�n. Hij eet ook jonge zeehonden, zijn
eigen jongen niet uitgezonderd.