De
zeekarper
De
zeekarper of Spodyliosoma cantharus.
Beschrijving
Rugvin met elf stekels en elf tot dertien
vinstralen, anaalvin met drie stekels en negen
tot elf vinstralen, 65-75 schubben op de
zijlijn.
Rug donkergrijs, flanken zilvergrijs met
talrijke bruine lengtestrepen. Hoog, zijdelings
afgeplat lichaam met kleine kop. Kaken met vier
tot zes rijen kleine, scherpe, gebogen tandjes,
de voorste zijn het langst.
De grootste concentratie zeekarpers leeft bij de
westelijke ingang van Het Kanaal. De in de
Nederlandse wateren aangetroffen exemplaren zijn
in de Noordzee verdwaald. In tegenstelling tot
de meeste zeebrasemachtigen, zetten zeekarpers
eieren af in een kuiltje op de bodem, dat door
het mannetje wordt gemaakt. Hij bewaakt de
eieren en zorgt voor de aanvoer van zuurstof
door met zijn vinnen te waaieren. Zeekarpers
komen meestal langs rotskusten voor. Ze eten
algen, op rotsen vastgehechte dieren, kleine
kreeftachtigen en visjes.
Lengte
Maximaal 50 cm.
Verspreiding
Noordoost-Atlantische Oceaan en Noordzee. Langs
onze kust sporadisch, voornamelijk in de zomer.
|