De
zeezoogdieren
Sinds zijn eerste ontmoeting met de
zeezoogdieren, lang geleden, is de mens door
deze dieren bijzonder geboeid geweest,
voornamelijk door de walvissen en de robben.
Enigszins visachtig van vorm en levend in
hetzelfde milieu als de vissen, zijn ze toch
duidelijk heel anders - veelzijdiger en
intelligenter, amusanter - met schrandere ogen
en gevoelens die geen vis ooit heeft of zal
hebben. De primitieve mens, een bedrijvige
predator (roofdier) vond ze vermoedelijk
smakelijker dan vis, en beschouwde hun traan en
vacht als bruikbare extraatjes. Zeezoogdieren
zijn echter zelf ook overwegend roofdieren.
De betovering die van hen uitgaat, is
gedeeltelijk toe te schrijven aan een paradox.
De meeste zoogdieren, wijzelf inbegrepen, zijn
echte landbewoners. Zij ontstonden geleidelijk
uit visachtige voorvaderen, maar zijn nu, na
miljoenen jaren van strijd en selectie, goed
aangepast aan het leven op het land. De
walvissen, robben en andere zeezoogdieren - alle
in zekere zin aan ons verwant - hebben het land
verlaten. Terwijl ze afstand deden van hun zo
moeizaam verworven geboorterecht, zijn ze, langs
de stamboom omlaag, weer in zee gaan leven, waar
ze de vissen gemakkelijk op eigen terrein
versloegen. Terugkeer naar zee brengt hechter
meer met zich mee dan alleen maar een ommekeer;
deze zoogdieren hebben nieuwe aanpassingen en
vermogens ontwikkeld, en vielen daarbij terug op
de oude.
De primitieve landzoogdieren die ons aller
voorouders waren, weken af en gingen daarna hun
eigen weg, zo'n zeventig miljoen jaar geleden.
De hoogontwikkelde zoogdieren - de walvissen,
robben en zeekoeien - hebben al deze tijd nodig
gehad om hun huidige vermogens te ontwikkelen;
de vissen verslaan op eigen terrein is geen
kinderspel. Alle zoogdieren kunnen zwemmen,
sommige doen het zelfs graag, maar een uur
verblijf in het water is genoeg om te laten zien
waaruit de voorsprong in vaardigheid van de
zeezoogdieren bestaat. Of wij een mens, olifant
of aardvarken zijn, wij hebben nu eenmaal een
ongeschikte gestalte voor het zwemmen,
ongeschikte spieren, een niet aangepast
evenwichtsgevoel en soortelijk gewicht. Zonder
aangepaste voortbewegingsorganen of
gestroomlijnd lichaam kunnen wij niet
gemakkelijk door het water glijden, noch
behoorlijk adem halen of onze adem lang genoeg
inhouden zoals nodig zou zijn. Wij kunnen onder
water niet goed zien, horen of ruiken en als wij
proberen daar te eten, lopen wij kans te
stikken. De poreuze, rijk van klieren voorziene
huid, die ons in de buitenlucht zo goed van pas
komt, is in het water van geen nut. Hij neemt
veel water op en staat sneller warmte af dan wij
kunnen produceren; vandaar dat de koude de
landzoogdieren in elke zee, behalve de warmste,
doet verkleumen en Kanaalzwemmers noodzaakt zich
goed in te vetten en zelf goed in het vet te
zitten.
De in zee levende zoogdieren komen voor in
vier orden, namelijk de overwegend carnivore of
vleesetende Roofdieren (Carnivora), de
Zeeroofdieren of Pinnipedia, de Walvisachtigen
of Cetacea en de herbivore of plantenetende
Zeekoeien of Sirenia.
De eigenlijke Landroofdieren of
Carnivora fiszsipedia worden met de
Zeeroofdieren of Carnivora pinnipedia wel als
onderorden verenigd tot de Orde Roofdieren of
Carnivora. Zeezoogdieren zijn inderdaad goed
toegerust voor het leven in hun moeilijke en
veeleisende element.
|