De
zilvermeeuw
Orde
: Charadriiformes - familie : Laridae - geslacht
: Larus en soort : Larus argentatus. De
zilvermeeuw behoort tot het geslacht Larus met
ruim veertig meeuwsoorten.
Deze opportunist leert snel en daarom kan de
zilvermeeuw overal landen waar voedsel aanwezig
is. Als jager is hij van alle markten thuis :
hij is een effici�nt visser, aaseter en
roofvogel. Deze stevige, agressieve meeuw wordt
overal aan de kusten van Noord-Europa en Amerika
aangetroffen en zijn vermogen om zich aan alle
beschikbare voedsel te goed te doen, heeft ertoe
geleid dat hij flink in aantal is toegenomen.
Zilvermeeuwen leven in grote koloni�n en de
grootste populatie bevindt zich in Noorwegen.
Ruim 200.000 vogels broeden in Groot-Brittanni�
en 150.000 in het oosten van Noord-Amerika. Ze
komen voor in zeer uiteenlopende leefgebieden en
sommige noordelijke populaties trekken tijdens
de winter naar het zuiden. Ze kunnen vliegen,
zwemmen en zelfs goed lopen, met een zwierig
waggelloopje. Tijdens de vlucht kunnen ze heel
behendig zweven, blijven drijven, in een kleine
ruimte opstijgen en zelfs op het water landen.
Hun soortnaam verwijst naar hun lichtere
verenkleed tijdens de paartijd.
De zilvermeeuw is weinig kieskeurig. Als
roofdier past hij zich aan, hoewel afzonderlijke
populaties de voorkeur geven aan voedsel dat op
��n bepaalde plek voorkomt. Hij heeft witte
veren onderaan die hem goed camoufleren tegen de
lucht, zodat prooi hem moeilijk kan zien. Boven
aan zijn menu staan vissen die in scholen leven
zoals haring, en ongewervelde dieren zoals
zeesterren, krabben en zeeduizendpoten, die hij
dood of levend opslokt. Dit vindingrijke dier
laat tweekleppige schelpdieren en mossen van
enige hoogte op de grond vallen zodat ze
openbreken en hij bij de inhoud kan. Ook eet hij
op de grond nestelende vogels, jongen en eieren
en achtervolgt en doodt kleine zoogdieren, zoals
muizen en ratten. Deze verstokte aaseter voedt
zich zelfs met afval van vuilstortplaatsen.
De zilvermeeuw heeft zich goed aangepast aan het
leven aan zee. Klieren in zijn neus helpen het
extra zout te verwijderen dat hij uit zijn
leefgebied opneemt.
Hoewel zilvermeeuwen in koloni�n van soms
duizenden vogels nestelen, houden ze liefst een
afstand van ruim twee meter tot het volgende
nest. Meestal keren ze terug naar de kolonie van
hun geboorte om er een partner te zoeken of hun
verbintenis te hernieuwen, alvorens te paren en
in mei of juni eieren te leggen. De eieren komen
na ongeveer ��n maand uit. Zowel het mannetje
als het vrouwtje zorgt voor de jongen, die op de
rode vlek op de snavel van hun ouders pikken om
ze ertoe aan te zetten hen te voeden. De jonge
vogels krijgen na 45 dagen veren, maar blijven
vaak nog een paar weken bij hun ouders op de
broedplaats, zodat die hen kunnen leren hoe ze
voedsel kunnen vinden.
|