De
zorilla
Orde
: Carnivoren - familie : Mustelidae - geslacht :
Ictonyx en soort : Zorilla. Naaste familieleden
van de zorilla zijn de Noord-Afrikaanse
gestreepte wezel en de Afrikaanse gestreepte
wezel.
Zorilla is een Spaans woord, dat 'kleine vos'
betekent, maar de skunkachtige gewoontes en het
uiterlijk van deze Afrikaanse vleeseter zijn
onmiskenbaar. Hij kan in vol zicht lopen van
gevaarlijke roofdieren zoals haviken of
jakhalzen, wetend dat zijn krachtige,
tweekleurige vacht andere dieren waarschuwt niet
aan te vallen want dat lok een zeer stinkend
antwoord uit.
's Nachts komt de zorilla uit zijn burcht of
hol. Hij snuffelt naar prooi en wandelt langs
gebruikte paden door het kreupelhout. Soms zwemt
hij door stroompjes en klautert hij in bomen.
Wanneer hij gestoord wordt door een dier
probeert de zorilla te vluchten naar een
vluchtgat of hij keert zijn rug toe als hij in
het nauw wordt gedreven en zet zijn haren
overeind. Ziet hij geen uitweg meer, dan
gebruikt hij zijn laatste wapen : hij spuit zijn
stinkende anaalvloeistof. Als dit zelfs niet
werkt, doet de zorilla of hij dood is en ligt
stil tot het gevaar geweken is.
Dit dier zoekt graag eten in graslanden die op
een natuurlijke manier kort worden gehouden door
grazers. Verrijkt door uitwerpselen zit de grond
hier vol met mestkevers, termieten en andere
insecten waar de zorilla van houdt. Hij traceert
prooi door de geur maar ook door geluid en hij
snuffelt de grond af naar eten. Gebruikmakend
van zijn sterke voorpoten, graaft de zorilla
keverlarven op die wel tot dertig cm onder de
grond zitten en drukt passerende insecten plat
onder zijn poot, voordat hij ze pakt. Deze
vleeseter zal ieder knaagdier dat hij kan vangen
aanvallen, net als grotere zoogdieren, tot de
grootte van een haas. Ook eet hij reptielen. Om
een slang te grijpen sluipt de zorilla op hem
af, bijt plotseling en trekt zich dan terug.
Nadat hij dit verschillende keren heeft gedaan,
grijpt hij de nek van de slang en schudt hem
flink totdat alle beweging stopt.
Het paren vindt plaats in warme of natte
perioden, die op verschillende tijdstippen
vallen. Ongever een maand na het paren, schenkt
het vrouwtje in een hol het leven aan kale
jongen, die elk maar vijftien gram wegen. Als ze
drie weken oud zijn begint hun vacht te groeien
en als ze een maand oud zijn, komen hun
hoektanden door. Dan brengt hun moeder hen
zachte stukken prooi. Tegen de tijd dat ze acht
weken oud zijn, zijn de jongen gespeend en
kunnen ze hun moeder volgen. Het duurt dan nog
wel even voor ze muizen vangen en
schijngevechten voeren. Ze spelen samen maar
zijn na een paar maanden klaar om zich te
verspreiden.
De zorilla is niet bedreigd. Zijn vacht,
doordrongen van de stank van zijn muskus, is
niet te gebruiken door mensen, en zijn vlees
zeker niet. Om dezelfde reden zijn er weinig
roofdieren die hem aanvallen. Zij huid wordt wel
gebruikt in de Afrikaanse traditionele
geneeskunde en toverkunst.
|